(…)”.
2. In de overeenkomst tot koop en verkoop van 17 augustus 2012 is – voor zover voor dit geding van belang – bepaald:
“1. (…).
2. Verkoper verkrijgt het terugkooprecht van de locatie van de koper. Hiertoe zal koper aan verkoper de gelegenheid geven het bedrijf terug te kopen. Dit wordt alsnog in een ontbindende voorwaarde in een notariële akte vastgelegd. Eveneens wordt hier de periode van terugkoop vastgelegd. Dit nadat de koopakte tot verkoop en koop is opgemaakt en gepasseerd.
3. Dit terugkooprecht geldt 9 maanden. Ingaande op de datum van de koop door koper zulks is vastgelegd bij de notaris. Dit terugkooprecht wordt alsdan dus vastgelegd in een ontbindende voorwaarde waarbij verkoper de mogelijkheid krijgt het bedrijf terug te kopen.
4. De prijs waarvoor de verkoper het geleverde goed terugkoopt betreft de prijs die koper heeft betaald vermeerderd met de eventuele overdrachtsbelasting en vermeerderd met 5% provisie over kosten van verwerving.
5. (…).
6. In de tussentijd is het de koper niet toegestaan de inrichting te veranderen of aan te passen.
7. (…).
8. (…).
9. (…).
10. Wanneer terugkoop niet haalbaar blijkt zal de verkoper het bedrijf volgens goed gebruik, netjes opleveren waarbij de zeugenstapel goed is beheerd. Er zullen ten minste nog 625 zeugen en 1875 gespeende biggen aanwezig zijn.
11. Ten tijde van de periode van 9 maanden zal verkoper het bedrijf in gebruik en genot houden c.q. het economisch gebruik houden. Hiervoor betaalt hij een vergoedingssom van 12% van de koopsom per jaar (gedeeld door 12 maanden). De vergoeding dient steeds per laatste werkdag van de maand betaald te zijn.
12. Vanaf 20 augustus 2012 draagt de verkoper zelf zorg voor debiteuren en crediteuren. Verkoper houdt koper op de hoogte van financiële ontwikkelingen. Crediteuren of andere schuldeisers kunnen geen aanspraak doen op de koper, op onroerende en roerende goederen, alsmede de zeugenstapel.
13. Verkoper draagt zorg voor verzekering van het verkochte. Koper heeft recht op inzage van de polissen en kan aanvullende verzekeringseisen stellen.
14. Koper heeft het recht te allen tijde het gekochte te bekijken.
15. (...).
16. (…).
3. Tenslotte heeft de Centrale Grondkamer kennis genomen van de brief van 3 mei 2013 welke Fiscaal Juridisch Adviesbureau Remie namens appellant, heeft geschreven aan geïntimeerden. In deze brief is - voor zover voor dit geding van belang - onder meer vermeld:
“U heeft met cliënt en in overleg met de financier van cliënt (Coöperatieve Rabobank Noord Twente U.A.) een overeenkomst van koop en verkoop gesloten ten aanzien van het voorheen aan cliënt in eigendom toebehorende agrarische bedrijf gelegen te [postcode] [plaats] aan de [adres]. De juridische levering heeft plaatsgevonden d.d. 24 augustus 2012, waardoor u vanaf die datum juridisch eigenaar bent geworden van de tot voornoemd bedrijf behorende onroerende en roerende zaken.
Tevens bent u met cliënt schriftelijk overeen gekomen dat cliënt met betrekking tot voornoemd agrarisch bedrijf, een recht van (terug)koop heeft gedurende 9 maanden na datum van (juridische) levering. Dit is vastgelegd in de akte houdende overeenkomst recht van koop d.d. 28 september 2012. Als gevolg van hetgeen overeengekomen is inzake de duur van dit (terug)kooprecht vervalt het recht van (terug)koop op 24 mei 2013, indien cliënt niet voor die datum op de voorgeschreven wijze aangegeven heeft dat hij gebruik wenst te maken van zijn recht tot koop.
Cliënt wil middels dit schrijven uitdrukkelijk aangeven dat hij nog steeds gebruik wenst te maken van voormeld recht tot (terug)koop. De financiering die benodigd is voor deze (terug)koop is echter nog niet volledig rond.
De onderhandelingen met de ABN AMRO Bank en de Volksbank Emlichheim Uelsen lopen nog. Deze onderhandelingen nemen meer tijd in beslag dan destijds bij het sluiten van de overeenkomsten met u gedacht werd. Zo zijn de onderhandelingen met de ABN AMRO Bank al in januari van dit jaar gestart. De bank is bereid te financieren als voldoende eigen vermogen wordt ingebracht. Dit laatste is mogelijk, omdat er nog gelden worden verkregen vanuit de gemeente en voorts de familie bereid is gevonden financiële
ondersteuning te bieden. Een en ander dient echter nog nader schriftelijk overeengekomen/vastgelegd te worden. Aangezien cliënt van de heer [naam medewerker Y] heeft begrepen dat u in beginsel bereid bent mee te werken aan termijnverlenging als er concreet zicht is op financiering, verzoekt cliënt u middels dit schrijven om de termijn waarbinnen het gememoreerde (terug)kooprecht uitgeoefend kan worden te verlengen tot en met 31 december 2013. De overeenkomst houdende recht van koop van 28 september 2012 zal dan, met uitzondering van de looptijd/termijn van 9 maanden, onder dezelfde condities en bepalingen doorlopen tot en met 31 december 2013”.
4. Het beroep stelt de voorvraag aan de orde of de ter goedkeuring aan de grondkamer gezonden overeenkomst een pachtovereenkomst is in de zin van artikel 7:311 Burgerlijk Wetboek. De grondkamer heeft die vraag ontkennend beantwoord.
5. Appellant betoogt, kort gezegd, dat aan alle in artikel 7:311 Burgerlijk Wetboek vermelde elementen is voldaan en verbindt daaraan de gevolgtrekking dat de bedoelde voorvraag bevestigend moet worden beantwoord. Hij ziet er daarbij aan voorbij dat de omstandigheid dat aan alle elementen van de definitie van artikel 7:311 Burgerlijk Wetboek is voldaan, niet steeds beslissend is, omdat het uiteindelijk eropaankomt of in de gegeven omstandigheden, gelet op hetgeen partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, de inhoud en strekking van de overeenkomst van dien aard zijn dat deze in zijn geheel beschouwd als een pachtovereenkomst kan worden aangemerkt. (Hoge Raad 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9673 met betrekking tot huur). 6. De strekking van de onderhavige overeenkomst was klaarblijkelijk vooral om appellant de gelegenheid te bieden om zijn varkensbedrijf te herfinancieren. Dat blijkt in de eerste plaats uit het feit dat appellant zijn gehele varkensbedrijf inclusief veestapel, voorraden en milieuvergunning aan geïntimeerden overdraagt (considerans onder a van de akte van 28 september 2012) met gedurende een periode van negen maanden een recht van (terug)koop (artikel 1 en 2 van deze akte). Artikel 2.4. verbiedt geïntimeerden onder meer voor de duur van het recht van (terug)koop het verkochte te vervreemden of het met hypotheek te bezwaren. Ook is het geïntimeerden niet toegestaan de gedaante of de inrichting van het verkochte zonder schriftelijke toestemming van appellant te veranderen of aan te passen. Appellant blijft gedurende de periode dat het recht van (terug)koop bestaat het feitelijk gebruik behouden van het verkochte (artikel 4.1 van de akte). Dat appellant geïntimeerden op diens verzoek inzage verschaft in de jaarrekening en overige relevante informatie van het onderhavige bedrijf alsmede dat appellant geïntimeerden zal informeren over de financiële situatie van het bedrijf welke appellant binnen het verkochte exploiteert (artikel 4.3 van de akte) zijn bij een normale verkoop en levering van onroerende en roerende zaken geen gebruikelijke bedingen.
7. Het oogmerk van herfinanciering van het bedrijf van appellant blijkt ook uit de tekst van het onder a. weergegeven deel van de overwegingen in de akte van 28 september 2012. Daarin is bepaald dat partijen de overeenkomst van koop en verkoop hebben gesloten in overleg met de Coöperatieve Rabobank Noord Twente U.A., de financier van appellant. Het oogmerk van herfinanciering blijkt eveneens uit de brief van Fiscaal Juridisch Adviesbureau Remie van 3 mei 2013. Daarin wordt gesteld dat; “de onderhandelingen met de ABN AMRO bank meer tijd in beslag nemen dan destijds bij het sluiten van de overeenkomsten met u gedacht werd”. Dat appellant na de juridische overdracht het gebruik van het varkensbedrijf behield, hield kennelijk eveneens rechtstreeks verband met de herfinanciering. De overeenkomst houdt ook rekening met de mogelijkheid dat herfinanciering niet mogelijk zou blijken. In dat geval zouden geïntimeerden naast de juridische ook de economische eigendom verkrijgen. Voor dat geval was het voortgezette gebruik door appellant door partijen bedoeld als naar zijn aard van korte duur. Gelet op deze inhoud en strekking van de overeenkomst is van een pachtovereenkomst geen sprake. Zou daarover al anders moeten worden geoordeeld, dan is in verband met dezelfde omstandigheden het beroep van appellant op pachtbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Ook om die reden dient het verzoek tot goedkeuring van de overeenkomst als pachtovereenkomst te worden afgewezen.
Het beroep van appellant moet ongegrond worden verklaard. De bestreden beschikking zal worden bevestigd.