ECLI:NL:CRVB:1993:ZB2889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- B.C. Rog
- G.A.J. van den Hurk
- R.M. van Male
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de toekenning van een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de berekening van het maatmaninkomen voor zelfstandigen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid tegen een uitspraak van de voormalige Raad van Beroep te Groningen. De gedaagde, A., had een uitkering aangevraagd op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) na een periode van arbeidsongeschiktheid. De gedaagde was van 1972 tot 1986 werkzaam als rietdekker in loondienst en was daarna zelfstandig rietdekker. De Bedrijfsvereniging kende hem een uitkering toe, maar weigerde deze uit te betalen op basis van artikel 34 van de AAW, omdat zijn inkomsten boven de AAW-grondslag lagen. De eerste rechter vernietigde deze beslissing, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de eerste rechter de beslissing ten onrechte heeft vernietigd. De Raad stelt dat de berekening van het maatmaninkomen niet correct was, omdat alleen de inkomsten van 1986 als maatstaf zijn genomen, terwijl de gedaagde net was gestart met zijn onderneming. De Raad wijst erop dat bij zelfstandigen het maatmaninkomen over een periode van drie jaren moet worden berekend. De Raad komt tot de conclusie dat de Bedrijfsvereniging terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 34 van de AAW en dat de uitkering niet herzien of ingetrokken hoeft te worden. De uitspraak van de eerste rechter wordt vernietigd en het inleidend beroep wordt ongegrond verklaard.