ECLI:NL:CRVB:1998:AA8550
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- P.H. Schippers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht door de Minister van Justitie
In deze zaak gaat het om een verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, ingediend door de Minister van Justitie. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Breda, waarin het beroep van de gedaagde, A., gegrond werd verklaard. De rechtbank had de ongegrondverklaring van het bezwaar van A. tegen de afwijzing van haar verzoek om schadevergoeding vernietigd en de Minister opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. De Minister verzoekt nu om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest dat de uitvoering van de uitspraak financiële gevolgen zal hebben en precedentwerking kan creëren voor toekomstige gevallen van letselschade binnen de dienstuitvoering.
De President van de Centrale Raad van Beroep, H.A.A.G. Vermeulen, oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. De President stelt dat de enkele omstandigheid dat de Minister meent dat de uitspraak niet in stand kan blijven, niet voldoende is om een spoedeisend belang aan te nemen. De wetgever heeft geen schorsende werking aan het hoger beroep in dergelijke zaken toegekend, waardoor het risico van mogelijke problemen bij de uitvoering van de uitspraak bij het bestuursorgaan ligt. De President concludeert dat de aangevoerde belangen van de Minister niet zwaarwegend genoeg zijn om een voorlopige voorziening te treffen, en wijst het verzoek af.