ECLI:NL:CRVB:2001:ZB9147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.D.M. van Diepenbeek
- T. Hoogenboom
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit inzake arbeidsongeschiktheid en uitkeringen AAW en WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A tegen het Landelijk instituut sociale verzekeringen (gedaagde) inzake de weigering van uitkeringen op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant had eerder een besluit ontvangen waarin hem na 11 juli 1994 geen uitkeringen meer werden toegekend, omdat zijn arbeidsongeschiktheid volgens gedaagde minder dan 25% respectievelijk 15% zou zijn. De rechtbank te 's-Hertogenbosch had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat gedaagde in een eerdere brief had aangegeven het bestreden besluit niet langer volledig te handhaven. De Raad oordeelde dat de intrekking van het besluit door gedaagde als vervallen moest worden beschouwd, omdat deze was gedaan in een situatie van dwaling. De Raad heeft de medische rapporten van deskundigen D.A. Dartée en P.L. The in overweging genomen, die concludeerden dat appellant op medische gronden in staat was tot het verrichten van arbeid, maar dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit niet meer kon worden gehandhaafd.
De Raad heeft het besluit van gedaagde vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit moet worden genomen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op f 1.775,-- voor de rechtsbijstand in eerste aanleg en f 1.420,-- voor de rechtsbijstand in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 10 januari 2001 door de Centrale Raad van Beroep, met als voorzitter W.D.M. van Diepenbeek en leden T. Hoogenboom en C.W.J. Schoor, in aanwezigheid van griffier J.W.P. van der Hoeven.