ECLI:NL:CRVB:2004:AO4947
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijzondere bijstand voor orthodontische behandeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van orthodontische behandeling van zijn dochter. Appellant heeft op 8 december 1999 een aanvraag ingediend, die door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel is afgewezen op basis van advies van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD). De GGD concludeerde dat de orthodontische behandeling medisch niet noodzakelijk was. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing op 10 juli 2001 ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 20 januari 2004 heeft appellant zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat. De Raad heeft de argumenten van appellant en de adviezen van de GGD zorgvuldig gewogen. De Raad oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de kosten van de orthodontische behandeling niet als noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden aangemerkt volgens artikel 39 van de Algemene bijstandswet (Abw). De Raad bevestigt dat de GGD-adviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen voldoende onderbouwing is voor de stelling dat de behandeling medisch noodzakelijk is.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de gedaagde partij niet in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 maart 2004.