ECLI:NL:CRVB:2004:AR5919
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstandsuitkering op grond van niet rechtmatig verblijf in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een bijstandsuitkering aan appellant, een Turkse nationaliteit, door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage. De weigering was gebaseerd op het feit dat appellant met ingang van de relevante datum niet rechtmatig in Nederland verbleef volgens de Algemene bijstandswet (Abw). Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 25 januari 2000, waarin zijn aanvraag voor bijstand werd afgewezen. De rechtbank ’s-Gravenhage had in een eerdere uitspraak op 4 maart 2002 het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat appellant geen recht op bijstand kon doen gelden, omdat hij niet voldeed aan de vereisten van de Abw. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en de relevante wetgeving, waaronder de Vreemdelingenwet en het Europees Verdrag voor Sociale en Medische Bijstand (EVSMB). De Raad heeft vastgesteld dat appellant sinds 1989 niet meer had gewerkt en pas in januari 2000 om bijstand had verzocht, wat de rechtbank als een gerechtvaardigd onderscheid naar nationaliteit heeft beoordeeld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van rechtmatig verblijf voor het verkrijgen van bijstandsuitkeringen en de toepassing van nationale en internationale wetgeving in deze context.