ECLI:NL:CRVB:2004:AR5920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstandsuitkering op grond van niet rechtmatig verblijf in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een bijstandsuitkering aan appellant, een Turkse nationaliteit, door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage. De weigering was gebaseerd op het feit dat appellant op de relevante datum niet rechtmatig in Nederland verbleef volgens de Algemene bijstandswet (Abw). De Raad heeft de feiten en overwegingen van de rechtbank ’s-Gravenhage, die eerder de aanvraag had afgewezen, onderschreven. De rechtbank had geoordeeld dat appellant geen recht kon doen gelden op een uitkering, omdat hij niet voldeed aan de vereisten van de Vreemdelingenwet en niet gelijkgesteld kon worden met een Nederlander op basis van de Abw.
De Raad heeft in zijn motivering verwezen naar eerdere uitspraken en de relevante wetgeving, waaronder artikel 11 van het Europees Verdrag voor Sociale en Medische Bijstand (EVSMB). De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een niet gerechtvaardigd onderscheid naar nationaliteit en dat appellant geen recht op bijstandsuitkering kon ontlenen aan het EVSMB, aangezien hij niet rechtmatig in Nederland verbleef. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder vreemdelingen recht kunnen doen gelden op sociale bijstand in Nederland, en de noodzaak om te voldoen aan de verblijfsvereisten zoals vastgelegd in de relevante wetgeving. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de Abw en de Vreemdelingenwet in relatie tot het recht op bijstandsuitkeringen voor vreemdelingen.