ECLI:NL:CRVB:2006:AV0083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- A.B.J. van der Ham
- S.W. van Osch-Leysma
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van arbeidsverplichtingen en procesbelang in hoger beroep
In deze zaak heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 oktober 2004. De rechtbank had het besluit van 18 juni 2004, waarbij het bezwaar van gedaagde niet-ontvankelijk was verklaard, vernietigd. Gedaagde ontvangt sinds 1 februari 1993 een bijstandsuitkering en is als arbeidsgehandicapt aangemerkt. Appellant had gedaagde eerder mondeling meegedeeld dat zij voorlopig niet aan de arbeidsverplichtingen gehouden zou worden, maar had dit niet schriftelijk bevestigd. Gedaagde verzocht om ontheffing van de arbeidsverplichtingen, maar appellant beschouwde dit als een bezwaarschrift. De rechtbank oordeelde dat appellant een nieuw besluit had moeten nemen naar aanleiding van het advies van de stichting Mind at Work, en dat de brief van gedaagde als een verzoek om herbeoordeling moest worden gezien.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de brief van gedaagde terecht als bezwaarschrift was aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat appellant geen processueel belang meer had bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak. De Raad benadrukte dat de beantwoording van de principiële rechtsvraag geen betekenis had voor de bestaande rechtsverhouding tussen partijen. De Raad veroordeelde appellant in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag van € 322,-- en legde een griffierecht van € 414,-- op aan de gemeente Lelystad.