ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7050
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering ingevolge de Ziektewet
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die zich op 16 september 2002 ziek meldde, ontving vanaf 1 oktober 2002 een uitkering op basis van de ZW. Echter, op 16 juni 2003 vorderde het Uwv een bedrag van € 7.986,60 terug, omdat dit bedrag onverschuldigd was betaald. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de rechtmatigheid van de terugvordering vaststond. Appellante had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en daarna voor onbepaalde tijd met een uitzendbureau, maar het Uwv concludeerde dat appellante geen recht had op ziekengeld vanaf 1 oktober 2002, omdat haar werkgever een loondoorbetalingsverplichting had. De Raad stelde vast dat appellante niet tijdig contact had opgenomen met het Uwv over de hoorzitting, wat haar risico was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op juiste gronden de onverschuldigd betaalde uitkering had teruggevorderd.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij M.C. Bruning als voorzitter fungeerde. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellante. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 januari 2007.