ECLI:NL:CRVB:2007:BB7017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de herziening en nadere vaststelling van haar WAO-uitkering werd behandeld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 november 2007 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.H.J. van Geffen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 29 augustus 2005. De Raad heeft besloten om ook het besluit van 8 december 2005 te beoordelen, dat betrekking had op de WAO-schatting van appellante. De Raad concludeert dat appellante geen procesbelang meer heeft bij het hoger beroep, omdat de vergoeding van proceskosten aan de orde kan komen bij de behandeling van het beroep. Het hoger beroep wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad heeft overwogen dat de door appellante aangevoerde grieven met betrekking tot het maatmaninkomen niet slagen. Appellante stelde dat zij recht had op een salarisverhoging, maar de Raad oordeelt dat niet vaststaat dat zij het gehele jaar 2002 bij haar werkgever heeft gewerkt. De Raad heeft ook de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts in twijfel getrokken, maar concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde psychische belastbaarheid van appellante. De Raad heeft de geschiktheid van de geselecteerde functies beoordeeld en oordeelt dat appellante in staat is om de werkzaamheden van acquisiteur, chauffeur bijzonder vervoer en productiemedewerker confectie te verrichten.
De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 675,90 bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 140,- aan appellante vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 november 2007.