ECLI:NL:CRVB:2007:BB8069
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgevolgen van besluiten inzake studiefinanciering en schuldomzetting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IBG) tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de betaling van een hoofdsom in het kader van studiefinanciering. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de IBG waarin zijn lening werd vastgesteld. De IBG had eerder aan betrokkene meegedeeld dat zijn kortlopende schuld van € 600 was omgezet in een lening, maar betrokkene stelde dat hij deze schuld al had afgelost. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, wat leidde tot het hoger beroep van de IBG.
Tijdens de zitting op 7 september 2007 was de IBG vertegenwoordigd door mr. T. Holtrop, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het besluit van 6 februari 2006, waarin de IBG de hoogte van de lening vaststelde, niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt, omdat het geen rechtsgevolg had. De Raad stelde vast dat de verschuldigdheid van de hoofdsom al was vastgesteld in een eerder besluit van 5 februari 2005. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden. De Raad oordeelde dat de IBG geen termen aanwezig achtte om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt dat de eerdere besluiten van de IBG niet gericht waren op rechtsgevolg, en dat de wijziging in de hoogte van de schuld geen nieuwe rechtsgevolgen met zich meebracht. De Raad benadrukte dat de situatie van betrokkene, die in de veronderstelling verkeerde dat hij zijn schuld had afgelost, niet leidde tot een andere conclusie over de rechtsgevolgen van de besluiten van de IBG.