ECLI:NL:CRVB:2008:BD3765

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1653 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van paspoort en vliegtickets voor in Thailand verblijvende dochter

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek om bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf. Appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had verzocht om bijzondere bijstand voor de kosten van een paspoort en vliegtickets voor zijn dochter, die op dat moment in Thailand verbleef. Het College heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat volgens het territorialiteitsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 11, eerste lid, van de WWB, geen recht op bijstand bestaat voor kosten die zijn gemaakt voor personen die buiten Nederland verblijven.

De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 10 juni 2008 behandeld. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die het beroep tegen de afwijzing van het College ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 29 april 2008 is appellant in persoon verschenen, terwijl het College zich niet liet vertegenwoordigen.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 7 juni 2006 met zijn dochter naar Nederland is gereisd, nadat zij een paspoort had gekregen van de Nederlandse ambassade in Thailand. De Raad oordeelt dat het College terecht heeft geoordeeld dat de kosten voor de vliegtickets en het paspoort niet voor bijstandsverlening in aanmerking komen, omdat deze kosten in Thailand zijn gemaakt en de dochter van appellant daar verbleef. De Raad wijst erop dat bijstandsverlening volgens de WWB alleen is bedoeld voor personen die in Nederland wonen.

De Raad concludeert dat er geen zeer dringende redenen zijn die een uitzondering op het territorialiteitsbeginsel rechtvaardigen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

07/1653 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 13 maart 2007, 06/1780 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf (hierna: College)
Datum uitspraak: 10 juni 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2008. Appellant is in persoon verschenen en het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant ontvangt bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).
Bij besluit van 9 mei 2006 heeft het College afwijzend beslist op het verzoek van appellant om bijzondere bijstand voor de kosten van een paspoort en vliegtickets ten behoeve van zijn in Thailand verblijvende dochtertje, dat appellant naar Nederland wilde laten overkomen. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 juli 2006. Daaraan is, onder verwijzing naar artikel 11, eerste lid, van de WWB, ten grondslag gelegd dat geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor kosten gemaakt voor personen die buiten Nederland verblijven of wonen.
Nadat aan zijn dochter een paspoort is uitgereikt door de Nederlandse ambassade in Thailand, is appellant op 7 juni 2006 met haar naar Nederland gereisd.
Het tegen het besluit van 13 juli 2006 ingestelde beroep is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
Appellant heeft daartegen aangevoerd dat het om een Nederlands kind gaat, en dat hij de kosten van € 1.500,-- niet zelf kan betalen.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
In geding is de vraag of het College terecht heeft geoordeeld dat het territorialiteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 11, eerste lid, van de WWB aan verlening van de gevraagde bijzondere bijstand in de weg staat. Dat beginsel sluit volgens vaste rechtspraak uit dat bijstand wordt verleend voor kosten die buiten Nederland zijn opgekomen of kosten die niet aan Nederland zijn verbonden. Dit brengt voorts mee dat voor bijstandsverlening in de kosten van een reis van en naar het buitenland geen plaats is, behalve voor zover die reis wordt gemaakt over Nederlands grondgebied. Bij reizen via internationaal luchtvervoer dient de luchthaven hier te lande als landsgrens te worden aangemerkt.
Dit laatste betekent dat het College zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen recht bestaat op bijstand voor de kosten van een (of meer) vliegticket(s) voor de reis van Thailand naar Nederland. Wat betreft het Nederlands paspoort van de dochter van appellant is gebleken dat zij destijds in Thailand bij haar (Thaise) moeder verbleef, dat door gerechtelijke vaststelling vaderschap is komen vast te staan dat zij appellants dochter is en dus de Nederlandse nationaliteit heeft, en dat appellant, omdat zij in zeer slechte omstandigheden leefde, wenste dat zij naar Nederland zou komen. Hieruit leidt de Raad af dat de kosten voor de aanschaf van een Nederlands paspoort in Thailand zijn opgekomen. Dat de dochter de Nederlandse nationaliteit bezit maakt dit niet anders. Bijstandsverlening is immers blijkens artikel 11 van de WWB uitsluitend voorzien voor hier te lande woonachtige Nederlanders of daarmee gelijk gestelde personen.
De stelling van appellant dat via de Nederlandse ambassade in voorkomende gevallen wordt zorggedragen voor financiële tegemoetkoming aan in het buitenland in problemen geraakte Nederlanders, en dat hij (of zijn dochter) daar ook recht op heeft, maakt dit voor de beoordeling van de in dit geding aan de orde zijnde afwijzing niet anders. Daarmee is immers niet gezegd dat zodanige tegemoetkoming wordt verleend op grond van de WWB.
In hetgeen appellant omtrent zijn persoonlijke omstandigheden heeft aangevoerd ziet de Raad geen zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB gelegen.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en C. van Viegen en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2008.
(get.) K. Zeilemaker.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
AR