ECLI:NL:CRVB:2009:BH1049

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4118 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door de Sociale verzekeringsbank (Svb) tegen een besluit van 19 september 2005, waarin een overlijdensuitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) werd toegekend. De Svb had vastgesteld dat appellante een bedrag van € 1.902,50 diende terug te betalen, omdat er ten onrechte AOW-pensioen was doorbetaald na het overlijden van haar echtgenoot.

Appellante had op 28 september 2005 bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb, maar dit bezwaar werd op 24 oktober 2005 niet-ontvankelijk verklaard. De Svb stelde dat de terugvordering geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante heeft vervolgens op 7 december 2005 een fax gestuurd naar de Svb, waarin zij aangaf dat zij het besluit niet had ontvangen en verzocht om een kopie. Op 4 januari 2006 ontving zij het besluit, waarna zij op 5 januari 2006 opnieuw bezwaar maakte.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar ongegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de Svb de fax van appellante van 6 januari 2006 had moeten kwalificeren als een beroepschrift tegen het besluit op bezwaar van 24 oktober 2005. De Raad oordeelde dat de Svb in strijd met de Awb had gehandeld door deze fax niet als beroepschrift door te zenden naar de rechtbank. De Raad vernietigde het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en bepaalde dat de Svb het griffierecht aan appellante diende te vergoeden.

Uitspraak

07/4118 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2007, 06/3679 AOW (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 8 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2008. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A. Slovacek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Bij brief van 11 juli 2005 heeft appellante de Svb op de hoogte gesteld van het overlijden van haar echtgenoot
[naam echtgenoot] (geboren 1936) [in] 2005. Daarbij heeft zij de Svb verzocht haar zo spoedig mogelijk een uitkering toe te kennen.
1.3. Bij besluit van 19 september 2005 heeft de Svb aan appellante een overlijdensuitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend van € 470,53. Voorts is aangegeven dat het AOW- pensioen van de overleden echtgenoot van appellante ten onrechte tot eind september 2005 is doorbetaald, waardoor een bruto-bedrag van € 2.765,59 teveel is betaald. Na verrekening van het vakantiegeld, de overlijdensuitkering en de ziekenfondspremie dient appellante een bedrag van € 1.902,50 aan de Svb terug te betalen.
1.4. Bij besluit van 24 oktober 2005 heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 19 september 2005 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de terugvordering van € 1.902,50 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.5. Bij fax aan de Svb van 7 december 2005 heeft appellante aangegeven dat zij uit een telefonisch contact met de Svb heeft begrepen dat er een besluit is genomen dat samenhangt met het overlijden van haar echtgenoot, dat zij dit besluit niet heeft ontvangen en heeft zij verzocht haar dit besluit te faxen.
1.6. Op 4 januari 2006 heeft de Svb het besluit van 19 september 2005 aan appellante gefaxt, waarop appellante bij fax van 5 januari 2006 - opnieuw - bezwaar heeft gemaakt. Bij besluit van 6 maart 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb dit bezwaar van appellante - opnieuw - niet-ontvankelijk verklaard.
2.1 Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat de Svb al op 24 oktober 2005 een besluit heeft genomen op het bezwaar van appellante tegen het besluit van 19 september 2005 en geoordeeld dat het systeem van de Awb eraan in de weg staat tweemaal - inhoudelijk - te beslissen op een bezwaar gericht tegen hetzelfde primaire besluit.
3.1. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Appellante heeft op 28 september 2005 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 september 2005. Uit de fax van appellante van 7 december 2005 had de Svb dienen af te leiden dat zij - kennelijk - het besluit op dit bezwaar van 24 oktober 2005 niet heeft ontvangen, dan wel had deze fax de Svb aanleiding moeten geven appellante ter zake nader te bevragen. Zoals ook de gemachtigde van de Svb ter zitting heeft bevestigd had het in de rede gelegen haar niet - opnieuw - het besluit van 19 september 2005, maar het besluit op bezwaar van 24 oktober 2005 toe te zenden. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen dient een bestuursorgaan geschriften van een burger naar hun juridische strekking te duiden. In de gegeven omstandigheden is de Raad van oordeel dat de fax van appellante van 6 januari 2006 naar zijn juridische strekking dient te worden gekwalificeerd als een beroepschrift tegen het besluit op bezwaar van 24 oktober 2005, zodat de Svb ingevolge artikel 6:15 van de Awb deze fax zo spoedig mogelijk als beroepschrift had dienen door te zenden naar de rechtbank.
4.3. Hieruit volgt dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, berust op een onjuiste kwalificatie van de fax van appellante van 6 januari 2006, zodat dit besluit dient te worden vernietigd, evenals de aangevallen uitspraak waarbij dit besluit in stand is gelaten.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat de Svb de fax van appellante van 6 januari 2006 alsnog als beroepschrift dient door te zenden naar de rechtbank. De Raad heeft vastgesteld dat appellante voorts heeft beoogd een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet aan te vragen. Zoals de Svb reeds heeft aangegeven dient zij zich ter zake bij de Caisse Nationale de Sécurité Sociale te melden.
5.1. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
€ 144,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2009.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
IJ