ECLI:NL:CRVB:2009:BH2864
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering na niet-geregistreerd verzekeringsarts onderzoek
In deze zaak gaat het om de intrekking van een WAO-uitkering van betrokkene, die sinds 11 november 1998 een uitkering ontving. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) heeft op 10 april 2006 besloten de uitkering per 11 juni 2006 in te trekken. Dit besluit werd in bezwaar ongegrond verklaard. Betrokkene heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Breda, die op 17 april 2007 de uitspraak van appellant vernietigde en hem opdroeg een nieuw besluit te nemen. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 februari 2009 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het primaire verzekeringsgeneeskundig onderzoek, uitgevoerd door een verzekeringsarts in opleiding, niet zorgvuldig was. De bezwaarverzekeringsarts had betrokkene niet zelf onderzocht, maar alleen dossierstudie verricht en de hoorzitting bijgewoond. De Raad concludeerde dat de aanwezigheid van de bezwaarverzekeringsarts op de hoorzitting niet als een medisch onderzoek kon worden gekwalificeerd. De Raad onderstreepte dat er geen medisch onderzoek had plaatsgevonden en dat de bezwaarverzekeringsarts in dit geval niet voldeed aan de vereisten voor een zorgvuldig onderzoek.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde appellant in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op € 322,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de verplichting van de bezwaarverzekeringsarts om, indien nodig, een eigen onderzoek te verrichten.