ECLI:NL:CRVB:2009:BH5146

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6053 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAJONG-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van jonggehandicaptheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WAJONG-uitkering had aangevraagd. Appellant diende zijn aanvraag pas in 2006 in, ongeveer 30 jaar na de gestelde datum van arbeidsongeschiktheid. De Raad overweegt dat appellant het risico heeft genomen dat gegevens over zijn situatie in de jaren '70 moeilijk te traceren zijn, en dat dit risico voor zijn rekening komt. De Raad concludeert dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de stelling dat appellant jonggehandicapte is. Het rapport van neuroloog J.U.R. Niewold biedt geen objectieve medische gegevens die de claim ondersteunen. De Raad wijst erop dat de epilepsie van appellant pas in 1995 is geopenbaard en dat eerdere CT-scans geen beperkingen aantonen. Bovendien heeft appellant zijn HAVO-diploma behaald en gewerkt als ziekenverzorgende en monteur, wat niet wijst op arbeidsbeperkingen op zeventienjarige leeftijd. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde.

Uitspraak

07/6053 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 25 september 2007, 06/2684
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 6 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft J.R. Beukema, adviseur sociale zekerheid bij Juricon Adviesgroep te Assen, hoger beroep ingesteld.
Met Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2009.
Appellant is verschenen bij gemachtigde, J.R. Beukema. Het Uwv was vertegenwoordigd door J. de Graaf.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 5 oktober 2006 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv gehandhaafd zijn besluit van 12 juni 2006 tot weigering van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG). De rechtbank heeft daartoe overwogen dat op de datum in geding geen sprake is van beperkingen. Het rapport van neuroloog J.U.R. Niewold leidt niet tot de conclusie dat de daarin genoemde beperkingen reeds op het zeventiende jaar aanwezig waren.
2. Appellant heeft daartegen aangevoerd dat de rechtbank het rapport van Niewold verkeerd heeft geïnterpreteerd. De door hem geconstateerde beperkingen bestonden wel reeds op het zeventiende jaar.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. De Raad wijst er allereerst op dat appellant pas in 2006 een aanvraag heeft ingediend terzake van in 1976/1977 gestelde arbeidsongeschiktheid, derhalve ongeveer 30 jaar na die datum. Daarmee heeft appellant het risico genomen dat gegevens over dat tijdstip moeilijk te traceren zijn. Dit risico dient voor zijn rekening te blijven.
3.3. Voorts overweegt de Raad dat het rapport van Niewold onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat appellant jonggehandicapte is. Niewold heeft bij elementair neurologisch onderzoek geen afwijkingen vastgesteld. Hij concludeert weliswaar dat bij appellant al op het zeventiende jaar sprake is van beperkingen, maar deze conclusie is in hoofdzaak gebaseerd op de door appellant zelf aangegeven duur van de coma en de posttraumatische amnesie en niet met objectief medische gegevens onderbouwd; een MRI- of CT-scan is door hem niet gemaakt. Uit de door het Academisch Ziekenhuis Rotterdam in 2000 gemaakte CT-scan kan evenmin worden afgeleid dat op de datum in geding sprake was van beperkingen voor het verrichten van arbeid. De epilepsie heeft zich pas in 1995 geopenbaard en kan dus in 1976/1977 niet tot arbeidsbeperkingen hebben geleid. De Raad overweegt verder dat de aanwezige stoornissen ook andere oorzaken kunnen hebben. De Raad verwijst in dit verband naar de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts van 26 juni 2006 en 7 augustus 2007. De Raad overweegt voorts dat appellant -zij het met doublures- zijn HAVO-diploma heeft gehaald en het eerste jaar van de HBO-V met goed gevolg heeft afgesloten. Voorts heeft hij twee jaar gewerkt als ziekenverzorgende en als monteur. Ook uit deze gegevens kan de Raad niet afleiden dat appellant al op zeventienjarige leeftijd arbeidsbeperkingen had.
3.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en B. Barentsen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.
TM