ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7241
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- A.T. de Kwaasteniet
- B.W.N. de Waard
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAZ-uitkering en geschil over eerste arbeidsongeschiktheidsdag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 november 2007, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv werd gegrond verklaard. Het Uwv had bij besluit van 19 december 2006 de WAZ-uitkering van appellant, die per 30 september 2003 was toegekend op basis van 80% of meer arbeidsongeschiktheid, per 1 januari 2007 beëindigd. De reden hiervoor was dat de mate van arbeidsongeschiktheid niet langer ten minste 25% zou bedragen. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar gegrond, zonder dat de WAZ-uitkering daadwerkelijk werd uitbetaald, omdat appellant volgens het Uwv niet voldeed aan de voorwaarden voor uitkering.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag eerder lag, namelijk in (eind) 1997 of (begin) 1998, en dat dit invloed had op de referteperiode voor de berekening van het maatmaninkomen. De Raad overwoog dat deze grief voor het eerst in beroep was opgeworpen en daarom buiten de omvang van het geding viel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant per 1 januari 2007 fictief minder dan 25% arbeidsongeschikt was, waardoor de WAZ-uitkering niet tot uitbetaling kwam. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de aangevallen uitspraak te vernietigen en dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in het openbaar bespraken. De uitspraak vond plaats op 4 september 2009, na een zitting op 12 juni 2009, waar appellant en zijn advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het Uwv.