ECLI:NL:CRVB:2009:BK0968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- A.B.J. van der Ham
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing hernieuwde aanvraag om bijstand wegens niet-wonen op opgegeven adres
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een hernieuwde aanvraag om bijstand door de Centrale Raad van Beroep. Appellante had eerder, op 1 augustus 2007, een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar deze was op 10 augustus 2007 afgewezen omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij op het opgegeven adres woonde. Na een huisbezoek op 8 augustus 2007, waaruit bleek dat er geen bewijs was van haar verblijf op het opgegeven adres, werd de aanvraag afgewezen. Appellante heeft hiertegen geen rechtsmiddel aangewend.
Op 31 augustus 2007 diende appellante opnieuw een aanvraag in, maar ook deze werd afgewezen na een huisbezoek op 18 oktober 2007. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen had een voorschot van € 75,-- verstrekt, maar dit werd teruggevorderd na de afwijzing van de aanvraag. De bezwaren tegen deze afwijzing werden op 21 december 2007 ongegrond verklaard.
De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep tegen het besluit van 21 december 2007 ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het College de aanvraag om bijstand terecht had afgewezen. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om aan te tonen dat er relevante wijzigingen in de omstandigheden zijn bij een nieuwe aanvraag. In dit geval was er geen bewijs dat de omstandigheden van appellante waren veranderd, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 20 oktober 2009.