ECLI:NL:CRVB:2011:BP0191

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5638 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstand en de gevolgen van taalbeheersing voor rechtsmiddelen

In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen. Appellanten, die sinds 13 juli 2006 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), kregen op 31 augustus 2007 een besluit waarin hun bijstand over een bepaalde periode werd herzien. Dit gebeurde omdat zij stortingen op hun rekening niet hadden opgegeven. Het College meldde dat de bijstand ten onrechte was verstrekt en dat deze zou worden teruggevorderd. Appellanten hebben tegen dit besluit geen rechtsmiddel aangewend, wat betekent dat het besluit in rechte onaantastbaar werd.

De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van appellanten tegen een later besluit van het College ongegrond. Appellanten gingen in hoger beroep en voerden aan dat zij de gevolgen van het besluit tot herziening niet begrepen, mede door hun beperkte kennis van de Nederlandse taal. Ze stelden dat het College hen in verwarring had gebracht door een afzonderlijk herzienings- en terugvorderingsbesluit te sturen, en dat het College hen niet had geïnformeerd over de noodzaak om bezwaar te maken.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het besluit van 31 augustus 2007 duidelijk was en een rechtsmiddelenclausule bevatte. De Raad stelde dat appellanten, ondanks hun taalproblemen, de mogelijkheid hadden om zich te laten bijstaan om de gevolgen van het besluit te begrijpen. Aangezien appellanten geen rechtsmiddel hadden aangewend, was het besluit onaantastbaar en hoefde het College de argumenten van appellanten niet mee te wegen in de beslissing op het bezwaar tegen de terugvordering. De rechtbank had het geschil niet te beperkt opgevat en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

08/5638 WWB
08/5639 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellanten] wonende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 augustus 2008, 08-3369 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen (hierna: College)
Datum uitspraak: 4 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. S. Akkas, advocaat te Beverwijk, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 28 oktober 2010 heeft mr. M.B. Meindersma, advocaat en kantoorgenoot van mr. Akkas, de Raad bericht dat zij de behandeling van de zaak heeft overgenomen.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 23 november 2010, waar partijen - zoals vooraf door hen bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten ontvangen sinds 13 juli 2006 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden.
1.2. Bij besluit van 31 augustus 2007 heeft het College onder meer de bijstand van appellanten over de periode van 13 juli 2006 tot en met 31 maart 2007 herzien op de grond dat appellanten de stortingen op hun eigen rekening niet hebben opgegeven en daarvoor geen verklaring hebben gegeven. Meegedeeld is dat de stortingen in mindering zullen worden gebracht op de uitkering. In dit besluit is voorts geschreven: “Als gevolg van deze herziening is aan u ten onrechte bijstand verstrekt. Deze bijstand zal van u worden teruggevorderd. Hierover ontvangt u een apart terugvorderingsbesluit.” Appellanten hebben tegen het besluit van 31 augustus 2007 geen rechtsmiddel aangewend.
1.3. Bij besluit van 29 oktober 2007 heeft het College onder verwijzing naar zijn besluit van 31 augustus 2007 en met toepassing van artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB een bedrag van € 2.375,19 van appellanten teruggevorderd wegens ten onrechte verleende bijstand in de periode 1 augustus 2006 tot en met 31 maart 2007.
1.4. Bij besluit van 4 maart 2008 heeft het College het bezwaar van appellanten tegen het besluit van 29 oktober 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het besluit van 4 maart 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Zij hebben aangevoerd dat zij de gevolgen van het besluit tot herziening niet hebben begrepen en daarom geen bezwaar daartegen hebben gemaakt. Het College heeft volgens appellanten verwarring geschapen door een afzonderlijk herzienings- en terugvorderingsbesluit te sturen, juist nu het College wist dat appellanten de Nederlandse taal nauwelijks machtig zijn. Verder heeft het College tijdens de bezwaarfase niet duidelijk gemaakt dat het geen zin had om argumenten tegen de herziening van de bijstand aan te voeren. Het College was daarom gehouden wel in te gaan op die argumenten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het besluit van 31 augustus 2007 is helder in zijn strekking. Het bevat een rechtsmiddelenclausule die geadresseerden wijst op de mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel voor het geval dat de geadresseerden het niet eens zijn met dit besluit. Het besluit maakt ook duidelijk wat de (rechts-)gevolgen daarvan zijn. Geen rechtsregel schrijft het College voor een herzienings- en terugvorderingsbesluit in één document op te nemen en aldus twee besluiten tegelijkertijd ter kennis te brengen van de geadresseerden. De omstandigheid dat appellanten door hun beperkte kennis van de Nederlandse taal niet zelf in staat waren om de gevolgen van het besluit van 31 augustus 2007 te overzien, moet voor hun risico blijven. Zij hadden om dit risico te vermijden zich kunnen laten bijstaan door anderen om te beoordelen of en zo ja welke actie zij naar aanleiding van dat besluit moesten nemen.
4.2. Nu appellanten tegen dit besluit geen rechtsmiddel hebben aangewend, is het in rechte onaantastbaar geworden. Het College was daarom niet gehouden om de argumenten van appellanten die betrekking hebben op de herziening van de bijstand mee te wegen in de beslissing op het bezwaar tegen de terugvordering van ten onrechte verleende bijstand. Dat wordt niet anders doordat het College in die bezwaarfase geluisterd heeft naar die argumenten en niet onmiddellijk heeft meegedeeld dat die geen rol meer zouden spelen. De rechtbank heeft het haar voorgelegde geschil dan ook niet te beperkt opgevat. Nu het oordeel van de rechtbank over het terugvorderingsbesluit in hoger beroep verder niet bestreden is, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en H.D. Stout als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2011.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) R. Scheffer.
SB