ECLI:NL:CRVB:2011:BU3429

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/5747 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering van appellant met auditieve beperking en geschiktheid voor passende arbeid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 4 maart 1999 een uitkering ontving in verband met zijn auditieve beperking. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 22 augustus 2008 besloten de uitkering van appellant te herzien, waardoor zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 65 tot 80%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Arnhem heeft in een eerdere uitspraak op 30 augustus 2010 het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de medische beperkingen van appellant correct waren vastgesteld.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak behandeld. Appellant, bijgestaan door zijn advocaat, heeft aangevoerd dat hij niet in staat is om de werkzaamheden in de functies van huishoudelijk medewerker gebouwen en samensteller kunststof- en rubberindustrie te verrichten. Hij heeft benadrukt dat hij in een lawaaierige omgeving niet kan functioneren en dat de functies niet passen bij zijn auditieve beperking. Het Uwv heeft echter in zijn rapporten voldoende onderbouwd dat deze functies voor appellant geschikt zijn, ondanks zijn beperkingen.

De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat appellant in staat is om de functies van huishoudelijk medewerker gebouwen en samensteller kunststof- en rubberindustrie te vervullen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 26 oktober 2011.

Uitspraak

10/5747 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 30 augustus 2010, 10/2066 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. G.B.A. Bol, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius. Als schrijftolk was aanwezig G.M. Duister-van Beek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant ontving in verband met slechthorendheid sedert 4 maart 1999 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 22 augustus 2008 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant met ingang van 23 oktober 2008 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Het tegen dit besluit door appellant gemaakte bezwaar is door het Uwv bij besluit van 28 januari 2009 ongegrond verklaard.
1.2. Bij uitspraak van 17 december 2009, 09/1154, heeft de rechtbank Arnhem het beroep van appellant tegen het besluit van 28 januari 2009 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat per datum in geding geen medisch objectiveerbare gronden aanwezig waren voor het aannemen van verdergaande beperkingen dan die welke tot uitdrukking zijn gebracht in de voor appellant opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 juni 2008. Appellant moest per datum in geding in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde belastbaarheid. Aan de schatting zijn ten grondslag gelegd de functies van productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334) en samensteller kunststof- en rubberindustrie (Sbc-code 271130). Op begrijpelijke wijze is uiteengezet dat in de functie van productiemedewerker industrie geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid. Naar het oordeel van de rechtbank is echter de geschiktheid van appellant voor de functies huishoudelijk medewerker gebouwen en samensteller kunststof- en rubberindustrie onvoldoende inzichtelijk gemaakt. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat het volgen van trainingen voor de functie van huishoudelijk medewerker gebouwen voor appellant problematisch zou kunnen zijn. In de functie samensteller kunststof- en rubberindustrie wordt gewerkt met verpakkingsmachines, terwijl appellant aangewezen is op een rustige omgeving zonder lawaai of indringende geluiden. De rechtbank heeft het besluit van 28 januari 2009 vernietigd omdat het onvoldoende is gemotiveerd en het Uwv opgedragen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Beide partijen hebben in deze uitspraak berust.
1.3. Ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 17 december 2009 heeft het Uwv bij besluit van 3 mei 2010 (hierna: bestreden besluit) het besluit van 28 januari 2009 met wijziging van de motivering gehandhaafd. Voor de motivering heeft het Uwv gewezen op het rapport van bezwaararbeidsdeskundige B. Altena van 28 april 2010, welk rapport deel uitmaakt van het bestreden besluit.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft allereerst vastgesteld dat zij in de uitspraak van 17 december 2009 heeft geconcludeerd dat de aangenomen beperkingen in de FML van 18 juni 2008 ten aanzien van appellant juist zijn vastgesteld en dat niet in geschil is dat appellant op de in geding zijnde datum in staat moest worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de geschiktheid van de functie van productie medewerker industrie (Sbc-code 111180) in het onderhavige geschil niet meer aan de orde is nu de rechtbank in de uitspraak van 17 december 2009 heeft geoordeeld dat deze voor appellant passend is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv met het rapport van Altena van 28 april 2010 voldoende inzichtelijk gemaakt dat de functies van huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334) en samensteller kunststof- en rubberindustrie (Sbc-code 271130) voor appellant geschikt zijn te achten.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat is de werkzaamheden in de functies van huishoudelijk medewerker gebouwen en samensteller kunststof- en rubberindustrie te verrichten. Hij heeft er allereerst op gewezen dat hij, anders dan het Uwv doet voorkomen, in het dagelijkse leven niet gewoon kan functioneren, zodat hij reeds daarom de functies niet kan vervullen. Hij heeft er verder op gewezen dat hij geen gesprekken kan volgen als er bijgeluiden zijn. In de functie van huishoudelijk medewerker gebouwen moet er, evenals in de functie huishoudelijk medewerker
(Sbc-code 111133), die door het Uwv niet geschikt is bevonden, gewerkt worden in een ziekenhuis, een omgeving die de nodige bijgeluiden kent. Verder is hij vanwege bijgeluiden niet in staat tot het volgen van de bij deze functie vereiste trainingen. De functie van samensteller kunststof- rubber kent vele wisselingen in werkzaamheden en werkplek, zodat deze niet voldoet aan de vereiste dat de werkomgeving rustig, geluidsarm en prikkelarm moet zijn, zoals voorgeschreven is door de verzekeringsartsen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is niet in geschil de juistheid van de met betrekking tot appellant vastgestelde medische beperkingen, zoals vastgelegd in de FML van 18 juni 2008. Evenmin is in geschil dat appellant geschikt is voor de functie van productie medewerker industrie (Sbc-code 111180). Partijen verschillen van mening over de vraag of appellant met inachtneming van de FML van 18 juni 2008 geschikt is voor de functies huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334) en samensteller kunststof- en rubberindustrie (Sbc-code 271130).
4.2. Ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 17 december 2009 heeft bezwaararbeidsdeskundige Altena onderzoek verricht. Hij heeft daartoe onder meer contact gezocht met de arbeidskundig analist. Vervolgens heeft hij in zijn onder 1.3 vermelde rapport van 28 april 2010 nader toegelicht dat appellant ondanks zijn medische beperkingen geschikt is te achten voor het verrichten van de werkzaamheden in de functies van huishoudelijk medewerker gebouwen en samensteller kunststof- en rubberindustrie. Naar aanleiding van de in beroep tegen het bestreden besluit aangevoerde gronden heeft Altena in zijn rapport van 7 juli 2010 het volgende opgemerkt:
“Ten aanzien van de functie huishoudelijk medewerker gebouwen (sbc-code 111134) merk ik het volgende op. [Appellant] heeft een auditieve beperking in een ruimte met meerdere mensen overheersen geroezemoes en bijgeluiden. Hij verstaat dan niemand. In een opleidingsomgeving is weliswaar sprake van een ruimte met meerdere mensen maar van geroezemoes (zoals bijvoorbeeld bij verjaardagsfeestjes en dergelijke) is zeker geen sprake. Tijdens een cursus wordt, terwijl de docent aan het woord is, onderling niet gepraat. Feitelijk wordt er hier geen intensiever beroep gedaan aan het gehoorvermogen dan het volgen van een één op één gesprek, waartoe [appellant] in staat wordt geacht. Bovendien is het volgen van deze cursus geen dagelijkse belasting.
De mening van gemachtigde dat deze functie vanwege de nodige bijgeluiden analoog aan de functie van huishoudelijk medewerker (sbc-code 111133) verworpen dient te worden deel ik niet. Een ziekenhuis is geen lawaaiige omgeving, in de functie huishoudelijk medewerker (sbc-code 111133) moest veelvuldig kort overlegd worden met het verplegend personeel. Nu veelvuldige mondelinge communicatie niet aan de orde is in de functie huishoudelijk medewerker gebouwen, zie ik geen enkele reden om deze functie qua geluidsbelasting als te zwaar voor [appellant] te beschouwen.
De functie met sbc-code 271130 samensteller kunststof en rubberindustrie zou deze volgens gemachtigde niet geschikt zijn vanwege de niet geluidsarme omgeving en vanwege de onrustige werkomgeving door de wisselingen. Er wordt volgens een roulatieschema gerouleerd hooguit 1 x per uur, hiermee is het werk zeer voorspelbaar en zeker niet onrustig, er wordt immers niet te pas en te onpas van werkplek gewisseld.
Gemachtigde doet voorkomen of ieder geluid voor [appellant] teveel is en dat hij tot geen enkele arbeid in staat zou zijn vanwege de auditieve beperkingen. Dit is echter niet de realiteit. [Appellant] heeft een dagverhaal met voldoende/diverse activiteiten, zoals blijkt uit de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 22-11-2008. Hij doet licht huishoudelijk werk, boodschappen, kookt, gaat op bezoek bij een vriend, doet ’s middags af en toe een ritje voor het glasmuseum. Hij rijdt zelf auto, neemt deel aan het verkeer, wandelt en fietst, heeft sociale contacten. Hij verzamelt en verkoopt glas.
[Appellant] wordt geschikt geacht voor passende arbeid in een rustige omgeving zonder lawaai of indringende bijgeluiden. De geluidsbelasting in deze functie is niet groter dan de geluidsbelasting in het dagelijkse leven, van lawaai en indringende bijgeluiden is al helemaal geen sprake. Ik zie daarom geen enkele reden om de functie qua geluid te belastend te vinden, de functie is passend.”
4.3. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de functies van huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334) en samensteller kunststof- en rubberindustrie (Sbc-code 271130) voor appellant geschikt zijn te achten. De onderbouwing hiervoor ziet de Raad in de rapporten van Altena van
17 december 2009 en 7 juli 2010. In het laatste rapport is Altena in hetgeen hiervoor is geciteerd zeer uitvoerig ingegaan op de in beroep aangevoerde gronden. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is in wezen een herhaling van hetgeen in beroep is aangevoerd en deze gronden zijn zoals uit het voorgaande volgt op goede gronden door Altena weerlegd. Naar aanleiding van het hoger beroep merkt de Raad nog op dat hij in de medische stukken geen aanknopingspunt heeft gevonden voor de juistheid van de stelling van appellant dat hij in het dagelijkse leven niet gewoon kan functioneren en reeds daarom niet de geduide functies zou kunnen vervullen.
4.4. Uit hetgeen onder 4.1, 4.2 en 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en J.J.T. van den Corput en F.A.M. Stroink als leden, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar 26 oktober 2011.
(get.) C.P.J. Goorden.
(get.) N.S.A. El Hana.
TM