ECLI:NL:CRVB:2012:BV3866

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1121 WWB + 10/1122 WWB + 10/1123 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand en terugvordering na schending van de inlichtingenverplichting

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 1 maart 2001 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanleiding voor de intrekking was een melding dat de auto van appellant op 1 april 2008 was gesignaleerd bij een oud ijzerbedrijf. Hierop heeft de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam (DWI) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Tijdens dit onderzoek heeft appellant op 3 juli 2008 een verklaring afgelegd, waarin hij niet meldde dat hij inkomsten uit de handel in oud ijzer had genoten. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 18 augustus 2008 de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en de kosten van de bijstand over een bepaalde periode teruggevorderd.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft de beroepen van appellant tegen deze besluiten ook ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan en stelde dat zijn verklaring van 3 juli 2008 niet gebruikt mocht worden, omdat hij de Nederlandse taal niet machtig was en geen tolk aanwezig was tijdens het afleggen van de verklaring. Hij beweerde dat hij onder druk was gezet om de verklaring te ondertekenen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat niet aannemelijk is dat appellant de verklaring niet heeft begrepen of dat er ongeoorloofde druk is uitgeoefend. De Raad oordeelde dat de verklaring op schrift was gesteld, aan appellant was voorgelezen en door hem was ondertekend. Bovendien had appellant al meer dan twintig jaar in Nederland gewoond en had hij in het verleden gewerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verwierp de beroepsgrond van appellant.

Uitspraak

10/1121 WWB
10/1122 WWB
10/1123 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2010, 08/5010, 08/5011 en 09/905 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 14 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N. Velthorst, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 3 januari 2012. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontving sedert 1 maart 2001 bijstand naar de norm voor gehuwden, laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. Naar aanleiding van een melding van een medewerker van de Centrale organisatie werk en inkomen te Haarlem dat de auto van appellant op 1 april 2008 was gesignaleerd bij een inkoopbedrijf van oud ijzer in Haarlem heeft de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam (DWI) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan hem verleende bijstand. In dat kader zijn - onder meer - waarnemingen verricht in de omgeving van het adres van appellant en dat van de oud ijzerhandel in Haarlem en heeft appellant op 3 juli 2008 op een kantoor van DWI een verklaring afgelegd. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapportage van 3 juli 2008. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten heeft het college bij besluit van 18 augustus 2008 de bijstand van appellant ingetrokken met ingang van 1 april 2008. Bij besluit van 6 november 2008 heeft het college de kosten van de bijstand over de periode van 1 april 2008 tot en met 31 juli 2008 tot een bedrag van € 3.908,51 van appellant teruggevorderd. Aan de besluitvorming is ten grondslag gelegd dat hij de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet bij het college te melden dat hij inkomsten uit de handel in oud ijzer heeft genoten en dat als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of hij nog recht heeft op bijstand.
1.3. Bij besluit van 21 november 2008 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 augustus 2008 en bij besluit van 21 januari 2009 het bezwaar van appellant tegen het besluit van 6 november 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak, voor zover hier van belang, heeft de rechtbank de beroepen van appellant tegen de besluiten van 21 november 2008 en 21 januari 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd, voor zover daarbij de beroepen van appellant tegen de besluiten van 21 november 2008 en 21 januari 2009 ongegrond zijn verklaard. Appellant stelt zich op het standpunt dat zijn verklaring van 3 juli 2008 bij de beoordeling van het recht op bijstand buiten beschouwing moet blijven omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is en bij het afleggen van die verklaring geen tolk aanwezig was, hoewel hij daar om had verzocht. Appellant heeft aanvankelijk geweigerd om de verklaring te ondertekenen aangezien hij er niets van begreep. Toen hem te kennen werd gegeven dat de bijstand zou worden stopgezet als hij niet zou ondertekenen, heeft hij vervolgens zijn handtekening gezet.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet aannemelijk is dat appellant de door hem op 3 juli 2008 afgelegde en ondertekende verklaring niet heeft afgelegd, dat een ongeoorloofde druk tot ondertekening is uitgeoefend en dat appellant de verklaring niet heeft begrepen. De Raad acht van belang dat de verklaring van appellant direct door de handhavingspecialisten op schrift is gesteld, na optekening aan appellant is voorgelezen en door hem per pagina is ondertekend. Appellant heeft zich voorts uitdrukkelijk akkoord verklaard met de volgende tekst: “Ik heb kennis genomen van en begrijp bovenstaande verklaring zoals ik deze heb afgelegd. De inhoud van de geschreven verklaring komt overeen met hetgeen ik mondeling heb verklaard.” De verklaring is vrij gedetailleerd en vindt steun in de waarnemingen die zijn verricht. Uit de gedingstukken blijkt niet dat appellant, zoals hij stelt, om een tolk heeft verzocht. Evenmin heeft appellant aannemelijk gemaakt dat hij zo slecht Nederlands spreekt dat hij een tolk nodig had om de hem voorgelezen verklaring te begrijpen. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat appellant ten tijde van het afleggen van de verklaring al meer dan twintig jaar in Nederland verbleef en in het verleden ook in Nederland voor werkgevers heeft gewerkt. In de gedingstukken zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het standpunt van appellant dat hij onder druk is gezet om de verklaring te ondertekenen. De betreffende handhavingsspecialisten, in de bezwaarfase geconfronteerd met dat standpunt, hebben uitdrukkelijk ontkend dat zij druk hebben uitgeoefend. Een van hen heeft in dat verband opgemerkt dat aan appellant is uitgelegd dat het ondertekenen van een verklaring niet verplicht is.
4.2. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, treft de beroepsgrond van appellant dat zijn verklaring van 3 juli 2008 niet bij de beoordeling van het recht op bijstand mag worden betrokken geen doel. De aangevallen uitspraak komt dan ook voor bevestiging in aanmerking voor zover aangevochten.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en J.J.A. Kooijman en M. Hillen als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2012.
(get.) C. van Viegen.
(get.) R.L.G. Boot.
IJ