ECLI:NL:CRVB:2012:BV6849

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1328 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiefinanciering en migrerend werknemerschap: herziening en terugvordering

In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan een Belgische studente, betrokkene, die in 2008 studiefinanciering ontving. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op basis van de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap besloten dat betrokkene niet voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van studiefinanciering, omdat zij in de maanden januari, februari, maart en juni 2008 niet als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van betrokkene gegrond had verklaard. De Raad oordeelt dat betrokkene in de relevante maanden niet aan de vereisten voldeed, aangezien zij in januari en juni 2008 niet heeft gewerkt en niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar werkuren in februari en maart 2008. De Raad stelt vast dat de controleperiode het gehele jaar 2008 beslaat en dat de studente niet voldoet aan de voorwaarden van de Beleidsregel, die vereist dat er gemiddeld meer dan 32 uren per maand gewerkt moet worden. De Raad concludeert dat de herziening en terugvordering van de studiefinanciering terecht zijn uitgevoerd en verklaart het hoger beroep van de Minister gegrond.

Uitspraak

11/1328 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011, 09/2342 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats], België, (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 24 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2012.
Appellant was vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee. Betrokkene is eveneens verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. In deze uitspraak wordt onder de Minister tevens verstaan de Informatie Beheer Groep.
1.2. Betrokkene heeft de Belgische nationaliteit. Zij ontving studiefinanciering over het jaar 2008. Bij besluit van 24 april 2009 is de aan haar toegekende studiefinanciering over de maanden januari, februari, maart en juni 2008 herzien en teruggevorderd op grond van het bepaalde in artikel 7.1, lid 2, aanhef en onder c, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Ten laste van betrokkene is voorts een OV-schuld vastgesteld.
1.3. Het door betrokkene daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van appellant van 6 augustus 2009 ongegrond verklaard omdat betrokkene in genoemde maanden niet kan worden aangemerkt als migrerend werknemer.
1.4. Bij besluit van 8 oktober 2009 heeft appellant het bezwaar van betrokkene alsnog deels gegrond verklaard en haar een zogenoemde Raulinvergoeding toegekend en de terugvordering verminderd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond verklaard, de besluiten van 6 augustus 2009 en 8 oktober 2009 vernietigd, het besluit van 24 april 2009 herroepen en bepaald dat appellant het griffierecht aan betrokkene moet vergoeden. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat betrokkene heeft voldaan aan de in de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap (Beleidsregel) neergelegde voorwaarden omdat zij gemiddeld meer dan 32 uur per maand heeft gewerkt.
3. Appellant heeft tegen deze uitspraak aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat betrokkene aan het bepaalde in de Beleidsregel heeft voldaan.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De Raad begrijpt de Beleidsregel als volgt. Indien de studerende over de controleperiode 32 uren of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt heeft hij zonder meer de status van migrerend werknemer. Aangezien het om een gemiddeld aantal uren per maand gaat is niet van belang of de studerende gedurende een aantal maanden minder uren heeft gewerkt zolang sprake is van meer dan marginale en bijkomstige werkzaamheden. Indien een studerende in één maand in het geheel niet heeft gewerkt wegens vakanties en eventuele ziekte wordt deze maand buiten beschouwing gelaten en wordt het aantal uren gemiddeld over 11 maanden. Als de studerende meer dan één maand in het geheel niet heeft gewerkt dan bestaat er over de maanden dat minder dan 32 uren is gewerkt geen recht op studiefinanciering. De Raad gaat er daarbij van uit dat de controleperiode gelijk is aan het studiefinancieringstijdvak. Naar het oordeel van de Raad wordt in het beleid, zoals hier weergegeven, geen onjuiste uitleg gegeven aan het begrip “werknemer” als bedoeld in artikel 45 van het EU-werkingsverdrag. De Raad verwijst in dit verband naar zijn utspraak van 21 oktober 2011 (LJN BT8968).
4.3. Voor het onderhavige geval betekent dit dat betrokkene niet voldoet aan het bepaalde in de Beleidsregel. De controleperiode betreft het hele jaar 2008 aangezien zij over het hele jaar studiefinanciering heeft aangevraagd. Zij heeft in de maanden januari en juni 2008 helemaal niet gewerkt. Voorts heeft zij niet aangetoond dat zij in februari en maart 2008 minimaal 32 uren heeft gewerkt. Dat zij in de maanden juli en augustus 2008 zoveel heeft gewerkt dat het gemiddeld aantal door haar gewerkte uren per maand minimaal 32 uren is maakt niet dat zij voldoet aan het bepaalde in de Beleidsregel. Datzelfde geldt voor haar stelling dat zij in verband met tentamens in de maanden januari en juni niet kan werken.
4.4. Betrokkene heeft dus geen recht op studiefinanciering over de maanden januari, februari, maart en juni 2008, zodat terecht is overgegaan tot herziening en terugvordering en vaststelling van een OV-schuld over die maanden. Dit betekent dat het hoger beroep slaagt.
4.5. Aangezien het besluit van 8 oktober 2009 in de plaats is gekomen van het besluit van 6 augustus 2009 heeft betrokkene geen belang meer bij een beoordeling van laatstgenoemd besluit. Het beroep tegen het besluit van 6 augustus 2009 is dus
niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het besluit van 8 oktober 2009 is ongegrond.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, behoudens voor zover daarbij is bepaald dat appellant het griffierecht aan betrokkene moet vergoeden;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 6 augustus 2009 niet-ontvankelijk;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 8 oktober 2009 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2012.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) J.R. Baas.
KR