ECLI:NL:CRVB:2012:BX2490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- A.B.J. van der Ham
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen besluit tot intrekking bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het bezwaar van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal niet-ontvankelijk is verklaard. Het college had op 27 april 2007 de bijstand van appellanten met ingang van 12 december 2003 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellanten verzochten op 20 juni 2008 om uitstel van betaling, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tegen het besluit van 6 januari 2009, waarin de maandelijkse betalingsverplichting werd vastgesteld, te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van bezwaar was van 7 januari 2009 tot 17 februari 2009, maar het bezwaarschrift was pas op 18 februari 2009 ter post bezorgd. De rechtbank concludeerde dat appellanten geen verschoonbare redenen hadden aangevoerd voor de termijnoverschrijding.
In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De Raad benadrukte dat het op de weg van appellanten lag om aannemelijk te maken dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden, wat niet was gelukt. De enkele verklaring van de gemachtigde dat het bezwaarschrift op 17 februari 2009 was verzonden, was onvoldoende onderbouwd. De Raad concludeerde dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit terecht in stand had gelaten, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend en er geen reden was om aan te nemen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.