ECLI:NL:CRVB:2012:BY4733

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/2081 ZW + 12/1726 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van Ziektewetuitkering door het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. Het betreft een geschil tussen appellante en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de herziening en gedeeltelijke terugvordering van een Ziektewetuitkering. Het Uwv had bij besluit van 13 februari 2012 het bezwaar van appellante tegen eerdere besluiten van 27 april 2007 gegrond verklaard en deze besluiten herroepen. Appellante heeft in hoger beroep aanvullende schadevergoeding gevorderd, waaronder wettelijke rente en kosten voor het bijwonen van hoorzittingen.

De Raad heeft overwogen dat het Uwv erkende dat appellante recht heeft op vergoeding van de kosten voor wettelijke rente en hoorzittingen. De Raad heeft het besluit van 13 februari 2012 als onrechtmatig aangemerkt en de verzoeken van appellante toegewezen. De Raad heeft de eerdere besluiten van het Uwv vernietigd en de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, voor zover het de toegekende schade betreft. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante en het griffierecht.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van het Uwv bij het toekennen en herzien van uitkeringen en de mogelijkheid voor appellanten om schadevergoeding te vorderen in het geval van onrechtmatige besluiten. De Raad heeft ook aangegeven dat niet alle gevorderde schadevergoeding kan worden toegewezen, zoals schade door gemiste vermogensgroei, omdat dit niet voortvloeit uit de besluiten van het Uwv.

Uitspraak

10/2081 ZW, 12/1726 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 18 februari 2010, 07/2756 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 30 november 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft G.C.G. Berkhof hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben de Raad nadere schriftelijke informatie verstrekt.
Het Uwv heeft een gewijzigde beslissing op bezwaar gedateerd 13 februari 2012 genomen.
Namens appellante heeft mr. L.M. Seriese hierop gereageerd, waarna partijen over en weer op elkaars standpunten hebben gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Seriese. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M.C. Beijen.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij nader besluit van 13 februari 2012 heeft het Uwv het bezwaar tegen de besluiten van 27 april 2007 over herziening en gedeeltelijke terugvordering van een aan appellante verleende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) alsnog gegrond verklaard en deze besluiten herroepen. Het Uwv heeft bij het besluit van 13 februari 2012 tevens zijn eerdere besluiten op bezwaar van 29 augustus 2007 en 9 november 2010, waarbij het bezwaar tegen de besluiten van 27 april 2007 ongegrond waren verklaard, ingetrokken. Bij brief van 8 maart 2012 heeft het Uwv appellante medegedeeld wettelijke rente te zullen vergoeden.
1.2. In aanvulling op de reeds bij besluit van 13 februari 2012 en de brief van 8 maart 2012 toegekende schadeposten heeft het Uwv met een brief van 5 april 2012 aan appellante meegedeeld de kosten van rechtsbijstand en reiskosten in bezwaar alsnog aan haar te zullen vergoeden tot een bedrag van € 661,46.
1.3. Gelet op het verzoek van appellante om veroordeling van het Uwv tot vergoeding van materiële schade voortvloeiend uit de besluiten van 27 april 2007, komt het Uwv met het besluit van 13 februari 2012 zoals aangevuld met brief van 5 april 2012 en de brief van 8 maart 2012 niet volledig tegemoet aan dat verzoek.
2. De onrechtmatigheid van het besluit van 29 augustus 2007 staat vast nu het Uwv dit besluit niet heeft gehandhaafd. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak waarbij het besluit van 29 augustus 2007 in stand is gelaten dient te worden vernietigd.
3. De Raad overweegt met betrekking tot het besluit van 13 februari 2012 en de gevorderde schadevergoeding als volgt.
4. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij, naast de reeds bij besluit van
13 februari 2012 en de brief van 8 maart 2012 toegekende schade, aanvullend nog recht heeft op betaling van:
a.wettelijke rente over ten onrechte teruggevorderde bedragen, voor zover deze nog niet is vergoed;
b.kosten voor het bijwonen van hoorzittingen ten bedrage van € 322,-;
c.schade die zij heeft geleden als gevolg van betaling van een lagere ZW-uitkering dan waarop zij recht had, eruit bestaande dat zij minder geld op een spaarrekening heeft kunnen storten waardoor zij een bonus van de spaarbank is misgelopen;
d. kosten die zij heeft gemaakt in verband met een strafrechtelijk onderzoek vanwege de opgave van haar inkomsten uit arbeid, welke opgave gelet op het besluit van 13 februari 2012 achteraf toch juist blijkt te zijn geweest.
5.1. Het Uwv heeft ter zitting erkend dat appellante recht heeft op vergoeding van de onder a en b genoemde - en tussen partijen niet in geschil zijnde - kostenposten. Het besluit van
13 februari 2012, zoals aangevuld bij brief van 8 maart 2012, is mitsdien onrechtmatig en de verzoeken zullen worden toegewezen. Voor de juiste berekening van de wettelijke rente verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 25 januari 2012, LJN BV1958.
5.2. Het mislopen van (de rente op) het spaartegoed en een bonus van de spaarbank kan niet beschouwd worden als schade die voortvloeit uit de besluiten van 27 april 2007. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is voor vergoeding van verlies van vermogensgroei, nog afgezien van de vraag of een verlies aan de orde is, naast vergoeding van de wettelijke rente geen plaats.
5.3. De kosten die appellante heeft gemaakt in de vorm van afkoop van een taakstraf staan niet in een zodanig verband met de besluiten van 27 april 2007 en 29 augustus 2007, dat zij het Uwv, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van die besluiten kan worden toegekend. De besluitvorming met betrekking tot de taakstraf heeft zich geheel voltrokken in de strafrechtelijke sfeer.
6. De Raad zal zelf voorzien in deze zaak en de in de onderdelen 4a en 4b van deze uitspraak genoemde schadevergoeding vaststellen.
7. Er bestaat voorts aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten van verleende rechtsbijstand aan appellante in beroep en in hoger beroep. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden die kosten begroot op € 966,- in beroep en op € 1.311,- in hoger beroep.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-vernietigt de aangevallen uitspraak;
-verklaart het beroep tegen het besluit van 29 augustus 2007 gegrond en vernietigt dat besluit;
-herroept de besluiten van 27 april 2007 tot herziening en gedeeltelijke terugvordering van ZW-uitkering;
-verklaart het beroep tegen het besluit van 13 februari 2012 gegrond, voor zover dit ziet op de toegekende schade, en vernietigt dat deel van het besluit;
-bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat deel van het besluit in stand blijven;
-wijst, zelf voorziende, het verzoek om veroordeling van het Uwv tot vergoeding van schade toe in de vorm van wettelijke rente en kosten van bezwaar als vermeld onder punt 4a en 4b van deze uitspraak;
-wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van overige schade af;
-veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 2.277,-;
-bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 150,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en T. Hoogenboom en C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2012.
(getekend) J. Brand
(getekend) J.R. Baas
KR