ECLI:NL:CRVB:2013:1036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging van WGA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellant, een productiemedewerker/metaalbewerker, had zich op 12 april 2005 ziek gemeld vanwege duizeligheids- en angstklachten. Na een aantal herbeoordelingen door het Uwv, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op minder dan 35%, werd zijn loongerelateerde WGA-uitkering per 10 april 2010 beëindigd. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft het oordeel van de rechtbank gevolgd dat de door de arts van het Uwv vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct waren en dat er geen reden was om aan de arbeidskundige onderbouwing van het besluit te twijfelen. De Raad oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een toegenomen arbeidsongeschiktheid en dat de geduide functies passend waren, ondanks de bezwaren van appellant over zijn beheersing van de Nederlandse taal en zijn opleidingsniveau.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de uitspraak in het openbaar werd gedaan en de argumenten van appellant niet voldoende waren om de eerdere besluiten te weerleggen.