Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 5 april 2012 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die vanaf 1 september 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had de intrekking van de bijstand over de periode van 1 september 2007 tot 14 augustus 2008 vernietigd, maar de intrekking over de periode van 14 augustus 2008 tot 31 mei 2010 in stand gelaten. De Raad oordeelt dat appellante haar wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met [D.], de vader van haar kind, dat op 14 augustus 2008 geboren is. De Raad komt tot de conclusie dat er voldoende bewijs is dat [D.] vanaf de geboorte van hun kind in de woning van appellante verbleef, wat leidt tot de conclusie dat appellante niet als zelfstandig subject recht had op bijstand. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het besluit van 5 april 2012 ongegrond. De Raad wijst erop dat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op aanvullende bijstand naar de norm voor gehuwden, en dat er geen dringende redenen zijn voor matiging van de terugvordering. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 juli 2013.