Uitspraak
OVERWEGINGEN
15 september 1981 en 3 en 4 november 1982.
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de korting van 18% op het AOW-pensioen van appellant besproken, die voortvloeit uit schuldig nalatigheid in de betaling van AOW-premies over de jaren 1969 tot en met 1973 en 1975 tot en met 1980. De Raad oordeelt dat, met uitzondering van het jaar 1973, de schuldignalatigverklaringen formele rechtskracht hebben verkregen en dat de Sociale Verzekeringsbank (Svb) deze terecht aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. De appellant heeft echter betoogd dat hij nooit de benodigde correspondentie heeft ontvangen, wat zijn situatie bemoeilijkt heeft, vooral door zijn alcoholverslaving en de bijbehorende problemen met postvoorziening. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb de beslissingen over de schuldignalatigverklaringen op de juiste wijze heeft bekendgemaakt, met uitzondering van de beslissing over het jaar 1973, die niet op de voorgeschreven wijze is verzonden. Dit gebrek in de procedure leidt ertoe dat de korting op de AOW-uitkering van appellant, voor zover deze is gebaseerd op de schuldignalatigverklaring over 1973, niet voldoende zorgvuldig is voorbereid en een deugdelijke motivering mist. De Svb wordt opgedragen dit gebrek te herstellen binnen zes weken na verzending van de uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 augustus 2013.