4.1.De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank, neergelegd in aangevallen uitspraak 1, dat de in het rapport van de sociale recherche van 13 september 2010 neergelegde onderzoeksbevindingen een toereikende grondslag bieden voor het standpunt van het dagelijks bestuur dat appellante gedurende de gehele in geding zijnde periode met een zekere regelmaat van vijf dagen per week dagelijks vanaf 15.00 uur tot 21.00 uur aanwezig is geweest in [café] en daar werkzaamheden heeft verricht. Dit komt niet alleen naar voren uit de verrichte waarnemingen, maar met name ook uit de verklaringen van appellante zelf. Uit het op ambtsbelofte opgemaakte en door appellante ondertekende proces-verbaal van het verhoor van appellante op 17 augustus 2010 (omstreeks 13.11 uur), blijkt dat appellante onder meer het volgende heeft verklaard:
“U zegt mij nu dat u meerdere maanden observaties verricht bij [collega] [in Hoogezand]. U geeft aan dat u mij daar van maandag tot en met vrijdag vrijwel dagelijks tussen 14.30 en 15.00 hebt zien aankomen. Vervolgens ziet u mij het cafe in gaan en aansluitend heeft u mij meerdere malen werkzaamheden zien verrichten.
Ik help alleen maar, verder doe ik niets. Ik poets niet, ik poets ook geen wc’s.
Ik help [eigenaar] wel mee, ik heb het daar ook wel met [eigenaar] over gehad. Ik wilde er geen problemen mee hebben. Ik word er niet voor betaald, ik krijg af en toe eens een pakje sigaretten. Ik haal inderdaad wel flessen van tafels, ik bedien ook wel.
Ik ben er niet aan het werk. Als je ergens aan het werk bent, dan word je beloond naar wat je doet en dat word ik niet.
U zegt mij nu dat u heeft gezien dat ik ook wel achter de bar sta, klanten bedien en dat ik ook afreken. Dat klopt wel, ik doe dat als [eigenaar] niet aanwezig is. Ik doe het ook wel eens als [eigenaar] moe is en even op de bank ligt, of als ze even geen zin heeft.
U zegt mij dat u ook wel heeft gezien dat ik wel naar de Mitra ga voor het cafe.
Dat klopt ik ben laatst naar de Mitra in Hoogezand geweest, om zes flessen jenever te halen.
Ik krijg er echt geen geld voor. Het kind van [eigenaar] zijn vader is een Turk. Omdat [eigenaar] zo moe was, heeft de vader van haar zoontje aangeboden dat [eigenaar] bij hem in Turkije mocht komen. Daarom zit ik nu ook drie weken in het huis. Ik help haar, maar ik krijg er dus niets voor.
Ik heb dit ook wel met [eigenaar] besproken, dat ik geen problemen met de sociale dienst wil hebben. Ik wilde wel een soort stage bij [eigenaar] lopen, maar dat kon niet.
Ik vind het fantastisch bij [eigenaar]. Mijn dochter en zoon slapen ook wel eens bij [eigenaar], nu ik daar op vakantie ben. (…)
Dat u mij daar zo vaak aan het werk ziet, dat klopt. Maar dit zie ik niet als werk.
Ik krijg er geen geld voor.
U zegt mij nu dat u mij van maandag tot en met vrijdag altijd van 15.00 uur tot 21.00 uur, aanwezig ziet in [café]. U zegt mij, dat u mij tussen deze tijden ook ziet werken.
Dat klopt, maar ik ben daar op die tijden aanwezig ziet. Dit zijn vaste tijden dat ik daar ben, ik wil om 21.00 uur echt weg. Dan wil ik weer naar mijn kinderen.
Die zes uur, die ik daar elke dag op hetzelfde tijdtip aanwezig ben, werk ik niet. Ik ben daar aanwezig, ik schenk dan wel drinken, ik ruim af, ik reken af met klanten, ik doe allerlei werkzaamheden, maar ik krijg er niet voor betaald.
Ik snap wel dat anderen denken dat ik daar werk, ik denk zelf ook wel dat mijn werkzaamheden worden gezien als werk. Maar omdat ik er niet voor betaald krijg, zie ik het zelf niet als werk.
Ik wist ook wel, dat ik op deze manier problemen zou kunnen krijgen bij de sociale dienst. Er is ook al wel eens iemand geweest, dat is Ingrid, die mij heeft verteld dat ze mij zou aangeven bij de sociale dienst. Maar desondanks, ben ik naar cafe [eigenaar] blijven gaan en ben ik de werkzaamheden blijven doen.
Ik ben al twee-en half jaar op deze manier bij [eigenaar] aan het werk. Nou ja, ik werk daar niet echt, omdat ik niet betaald krijg. Ik krijg wel eens wat drinken, [eigenaar] verscheurt wel eens een rekening van mij en daarnaast krijg ik wel eens een pakje sigaretten.
De werkzaamheden waar we net over hebben gesproken, zoals het schenken van drank, afrekenen met klanten, schoonmaken van de bar en noem maar op, verricht ik inderdaad. Maar ik zie dit zelf niet als werkzaamheden, omdat ik er niet voor betaalt krijg.
De werkzaamheden verricht ik al twee-en-half jaar, in denk zowiezo al sinds januari 2008. Ik doe inderdaad hetzelfde werk als bijvoorbeeld [collega], maar ik krijg er niet voor betaald.
U vraagt mij nu wat ik denk dat de sociale dienst zal doen, als zij weten welke werkzaamheden ik allemaal verricht in [café]. U bedoelt dan de werkzaamheden zoals het schenken van drank/koffie, afrekenen, het cafe openen, geld wisselen en zelfs het uitbetalen van loon van medewerkers.
Ik denk dat de sociale dienst dan met mij wil praten. Ik zal heel eerlijk zijn, ik ben hier altijd al bang voor geweest. Ik weet eigenlijk ook wel dat het niet helemaal klopt zoals ik dit de afgelopen twee-en-half jaar doe. Ik heb bijvoorbeeld ook zelf aangeboden aan [eigenaar], dat zij nu even weg kon gaan. Ik heb haar gezegd, dat ik de zaak wel zou regelen.
Ik heb nooit bijgehouden hoeveel uren ik in [café] heb gewerkt, zoals jullie dat dan zien. Ik heb ook nooit bijgehouden hoeveel ik van haar heb gekregen, zoals pakjes sigaretten of dat ze een rekening van mij verscheurde.”