ECLI:NL:CRVB:2013:1893

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
12-2442 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor salariskosten van de bewindvoerder in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraken van de rechtbank Roermond. De appellanten, A. en B., hebben bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangen, maar hebben een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de salariskosten van hun bewindvoerder. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Venlo deze aanvraag terecht had afgewezen. De Raad bevestigt deze uitspraak en stelt dat er geen recht bestaat op bijzondere bijstand voor salariskosten als het inkomen van de betrokkenen geen ruimte biedt voor betaling van een voorschot op het salaris van de bewindvoerder. De Raad verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat in dergelijke situaties de salariskosten niet in rekening mogen worden gebracht. Indien deze kosten desondanks zijn betaald, zijn ze zonder noodzaak gemaakt. De appellanten voerden aan dat het niet betalen van het salaris van de bewindvoerder hen zou kunnen schaden in de schuldsaneringsregeling, maar de Raad oordeelt dat dit niet afdoet aan de eerdergenoemde rechtspraak. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank.

Uitspraak

12/2442 WWB, 12/2443 WWB
Datum uitspraak: 1 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 28 september 2011, 10/1728 (aangevallen uitspraak) en de uitspraak van de rechtbank Roermond van 12 april 2012, 10/1728 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. en B. te C.](appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Venlo (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. J.H.M. Verstraten, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2013. Voor appellanten is verschenen mr. Verstraten. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten zijn met elkaar gehuwd. Aan hen is bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend naar de norm voor gehuwden. Bij vonnissen van 15 juni 2010 heeft de rechtbank Roermond ten aanzien van appellanten afzonderlijk de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Daarbij is, bij toereikend actief, aan de bewindvoerder gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling een voorschot op het salaris toegekend ter hoogte van het in het Besluit Salaris Bewindvoerder aangegeven minimum salaris.
1.2.
Op 3 augustus 2010 hebben appellanten bij het college een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de WWB voor, voor zover hier van belang, de salariskosten van de bewindvoerder. Bij besluit van 6 september 2010 heeft het college deze aanvraag afgewezen.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 13 december 2010 (bestreden besluit) heeft het college onder meer deze afwijzing gehandhaafd.
2.1.
Bij de tussenuitspraak heeft de rechtbank gemotiveerd geoordeeld dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de salariskosten van de bewindvoerder terecht heeft afgewezen. De rechtbank heeft het college met betrekking tot een ander gedeelte van het bestreden besluit in de gelegenheid gesteld het door haar geconstateerde gebrek te herstellen.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak, voor zover hier van belang, heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de tussenuitspraak, het beroep tegen het bestreden besluit met betrekking tot de salariskosten van de bewindvoerder ongegrond verklaard.
3.
Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover daarbij hun beroep ongegrond is verklaard. Zij hebben aangevoerd dat zij zich moeten houden aan de zogeheten spelregels binnen de schuldsaneringsregeling. Op grond van de spelregels moeten zij een minimale boedelbijdrage voldoen, waardoor hun inkomen lager wordt dan de beslagvrije voet. Betalen zij niet, dan schenden zij de spelregels en kan dit reden zijn om de schuldsanering tussentijds te beëindigen.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak (CRvB 29 juni 2010, LJN BM9799 en CRvB 4 december 2012, LJN BY5035) is er in de situatie dat het inkomen geen ruimte biedt voor betaling van een voorschot op het salaris van de bewindvoerder, voor verlening van bijzondere bijstand voor de salariskosten van de bewindvoerder geen plaats. De salariskosten mogen in een dergelijk geval niet in rekening worden gebracht en deze kosten doen zich dan dus ook niet voor. Indien de kosten van de bewindvoering desondanks zijn betaald, zijn deze kosten zonder noodzaak gemaakt.
4.2.
De stelling van appellanten dat het uitblijven van betaling van het salaris van de bewindvoerder ertoe leidt dat appellanten na afloop van de schuldsaneringsregeling mogelijk geen schone lei krijgen, maakt dat niet anders. Een uitvoeringspraktijk waarbij van de betrokken schuldenaar wordt verlangd om steeds een zekere boedelbijdrage te voldoen, die wordt aangewend als voorschot op het salaris van de bewindvoerder, ook al zakt het inkomen daardoor onder de beslagvrije voet, is in strijd met de Faillissementswet en met het ten aanzien van beide appellanten uitgesproken schuldsaneringsvonnis.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komen.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en R.H.M. Roelofs en Y.J. Klik als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2013.
(getekend) J.C.F. Talman
(getekend) A.C. Oomkens

HD