ECLI:NL:CRVB:2013:1964
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een WIJ-aanvraag wegens onduidelijke woon- en leefsituatie van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in oktober 1987, had een aanvraag ingediend voor een inkomensvoorziening op basis van de Wet investeren in jongeren (WIJ) bij de gemeente Amsterdam. De aanvraag werd afgewezen omdat de woon- en leefsituatie van de appellant niet kon worden vastgesteld. Tijdens een huisbezoek op 11 mei 2011 werd de appellant aangetroffen op het opgegeven adres, maar er waren twijfels over zijn hoofdverblijf daar, gezien het gebrek aan persoonlijke bezittingen en administratie.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde, ondanks het ontbreken van kleding en administratie. Hij had verklaard dat zijn spullen zich bij vrienden bevonden en dat hij tijdelijk bij zijn oom woonde na een periode van detentie en opname. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam onvoldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag was afgewezen. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd.
De Raad heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Tevens werd het college opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad. De proceskosten van de appellant werden begroot op € 1.987,-, die het college moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten over inkomensvoorzieningen.