ECLI:NL:CRVB:2013:2059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- O.L.H.W.I. Korte
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet werkelijk verblijf op opgegeven adres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) omdat betrokkene geen werkelijk verblijf zou hebben op het opgegeven adres. Betrokkene ontving sinds 11 juli 2010 bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft op 6 juni 2011 besloten de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken, omdat betrokkene niet had gemeld dat hij op het opgegeven adres niet woonde. Dit besluit was gebaseerd op bevindingen van een huisbezoek dat op 18 oktober 2010 had plaatsgevonden in verband met de woonsituatie van de oom van betrokkene.
De rechtbank heeft in haar uitspraak drie perioden onderscheiden en geoordeeld dat de intrekking van de bijstand voor periode 1 en 3 niet bevoegd was, maar dat dit wel het geval was voor periode 2. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij hij betwistte dat de rechtbank de juiste bewijslastverdeling had gehanteerd. De Raad heeft overwogen dat het college de bewijslast heeft om aan te tonen dat betrokkene in periode 1 niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad concludeert dat de bevindingen van het huisbezoek onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor de intrekking van de bijstand over periode 1.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze zelf in de zaak heeft voorzien en heeft het besluit van 6 juni 2011 herroepen, waarbij de bijstand over de periode van 18 oktober 2010 tot 19 mei 2011 is ingetrokken. De Raad heeft bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. De proceskosten zijn niet toegewezen, aangezien beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld.