ECLI:NL:CRVB:2013:2296
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens schending medewerkingsverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 6 april 2011 een aanvraag om bijstand ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 28 april 2011 was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat de appellant een gezamenlijke huishouding voerde en niet als zelfstandig rechtssubject kon worden aangemerkt. Na een ongegrond verklaard bezwaar, diende de appellant op 10 augustus 2011 opnieuw een aanvraag in. Het college voerde een onderzoek uit naar de juistheid van de verstrekte gegevens, maar de appellant weigerde medewerking aan een huisbezoek, wat leidde tot een nieuwe afwijzing van zijn aanvraag op 23 augustus 2011.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij wel wilde meewerken aan het huisbezoek, maar niet op dat moment vanwege de zorg voor zijn zieke moeder. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een zeer dringende reden die zijn weigering om medewerking te verlenen aan het huisbezoek rechtvaardigde. De Raad benadrukte het belang van het bijstandverlenend orgaan om de woonsituatie van de appellant te verifiëren en concludeerde dat de appellant zijn medewerkingsverplichting had geschonden. Daarom werd de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en werd het hoger beroep van de appellant afgewezen.