ECLI:NL:CRVB:2013:2332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- J.S. van der Kolk
- G.W.B. van Westen
- Rechtspraak.nl
Exportverbod Wajong-uitkering en onbillijkheid van overwegende aard
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de stopzetting van zijn Wajong-uitkering werd bevestigd. Appellant had eerder toestemming gekregen om tijdelijk in Thailand te verblijven met behoud van zijn uitkering, maar het Uwv weigerde later toestemming voor permanent verblijf in het buitenland. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van appellant niet onder de hardheidsclausule van de Wet Wajong vallen, die uitzonderingen maakt voor onbillijkheden van overwegende aard. Appellant voerde aan dat zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de angst voor medische complicaties, een reden waren om in Thailand te blijven, maar de rechtbank oordeelde dat er geen objectieve noodzaak was voor zijn verblijf daar. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, waarbij werd benadrukt dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden toegepast. De Raad concludeerde dat de door appellant aangevoerde redenen niet voldoende waren om de stopzetting van de uitkering onbillijk te maken. Ook het beroep op ongerechtvaardigde ongelijke behandeling ten opzichte van WAO-gerechtigden werd verworpen, omdat de voorwaarden voor Wajong en WAO uitkeringen wezenlijk verschillen. De uitspraak werd gedaan op 6 november 2013.