ECLI:NL:CRVB:2013:2522
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- R.H.M. Roelofs
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand zonder terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D. Vermaat, had bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de bijstandsverlening door het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht. De appellant had bijstand aangevraagd op 2 november 2010, maar wilde dat deze met terugwerkende kracht werd toegekend vanaf 2 februari 2010, omdat hij in die periode in financiële problemen verkeerde. Het college had echter besloten om de bijstand pas toe te kennen vanaf de datum van de aanvraag, met de argumentatie dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vader van de appellant zich op 2 november 2010 bij het Uwv Werkbedrijf had gemeld om bijstand aan te vragen, maar dat er geen eerdere, geldige aanvraag was gedaan. De Raad heeft de argumenten van de appellant dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn aanvraag in behandeling was genomen, verworpen. De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen of dat hij door anderen is afgehouden van het indienen van een aanvraag. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de bijstand niet met terugwerkende kracht kan worden toegekend.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van aanvragen voor bijstand en de noodzaak voor aanvragers om zich goed te laten informeren over de procedure. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de appellant in het ongelijk is gesteld.