ECLI:NL:CRVB:2013:2561

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
12-165 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling recht op bijstand na niet verstrekken van gegevens door betrokkenen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft het recht op bijstand van twee betrokkenen, waarbij de tweede betrokkene, ondanks herhaald verzoek, geen gegevens heeft verstrekt die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand. De Raad heeft eerder, op 18 maart 2013, een tussenuitspraak gedaan waarin het college van burgemeester en wethouders van Enschede werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Dit besluit moest rekening houden met de overwegingen in de tussenuitspraak en de periode vanaf 23 november 2009 opnieuw beoordelen.

De appellant heeft op 24 mei 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, maar de betrokkenen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun zienswijze te geven. Tijdens de zitting op 15 oktober 2013 zijn de betrokkenen niet verschenen, terwijl de appellant werd vertegenwoordigd door J.M.P. Duininck. De Raad heeft vastgesteld dat de tweede betrokkene, ondanks meerdere verzoeken, de benodigde financiële gegevens niet heeft verstrekt, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het beroep tegen het besluit van 24 mei 2013 ongegrond verklaard. Tevens is bepaald dat er griffierechten van € 454,- door het college moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

12/165 WWB, 12/166 WWB, 13/4724 WWB, 13/4725 WWB
Datum uitspraak: 26 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 29 november 2011, 10/819 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (appellant)
[Betrokkene] (betrokkene 1) te [woonplaats] en [Betrokkene 2] (betrokkene 2) te Duitsland
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 18 maart 2013 een tussenuitspraak, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3857, gedaan.
Door betrokkenen zijn nadere stukken ingezonden, waaronder een afschrift van een brief van 16 april 2013 gericht aan appellant.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft appellant op 24 mei 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Betrokkenen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zienswijze te geven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2013. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door J.M.P. Duininck. Betrokkenen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden waarvan de Raad bij zijn oordeelsvorming uitgaat wordt verwezen naar de tussenuitspraak.
2.
Bij de tussenuitspraak heeft de Raad appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen. In dat kader diende appellant het recht op bijstand van betrokkenen over de periode vanaf 23 november 2009 opnieuw te beoordelen.
3.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft appellant meerdere pogingen ondernomen in contact te komen met betrokkene 2 om de benodigde informatie over haar - financiële - situatie vanaf 23 november 2009 te verkrijgen ten einde het recht op bijstand te kunnen vaststellen. Betrokkene 2 heeft bij brief van 16 april 2013 appellant verzocht om uitbetaling van de bijstand op een Duits rekeningnummer en als postadres het adres van betrokkene 1 opgegeven. Betrokkene 2 heeft niet de door appellant gevraagde gegevens verstrekt. Bij besluit van 24 mei 2013 heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 15 december 2009 ongegrond verklaard. Appellant heeft het standpunt ingenomen dat betrokkene 2, ondanks herhaald verzoek, geen gegevens heeft verstrekt zodat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit onderdeel 4.10 van de tussenuitspraak volgt dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, dient te worden bevestigd.
4.2.
Het besluit van 24 mei 2013 wordt, gelet op het bepaalde in de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, mede in de beoordeling betrokken.
4.3.
Omdat betrokkenen, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, het besluit van 24 mei 2013 niet hebben bestreden, zodat niet in geschil is dat betrokkenen niet de door appellant gevraagde en voor de vaststelling van het recht op bijstand noodzakelijke financiële gegevens
hebben verstrekt, behoeft dit besluit geen nadere bespreking. Het beroep tegen het besluit van 24 mei 2013 zal ongegrond worden verklaard.
5.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 24 mei 2013 ongegrond;
- bepaalt dat van het college een griffierecht van € 454,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa als voorzitter en M. Hillen en A.M. Overbeeke als leden, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2013.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) V.C. Hartkamp

HD