ECLI:NL:CRVB:2013:2579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.J. Schaap
- G. van Zeben-de Vries
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van buitenlandbijdrage Zvw over 2006 en 2007
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die in België woont en een pensioen ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en van het pensioenfonds Metaal en Techniek. Appellante is door het College voor zorgverzekeringen (Cvz) als verdragsgerechtigde aangemerkt en heeft recht op zorg in België ten laste van Nederland. Voor dit recht is zij een buitenlandbijdrage verschuldigd, die door Cvz is vastgesteld op basis van de Niet in Nederland belastbaar inkomen (NiNbi) -beschikkingen van 2006 en 2007. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar Cvz heeft deze ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft de beroepen van appellante tegen de besluiten van Cvz ongegrond verklaard. Appellante is van mening dat Cvz bij de berekening van de buitenlandbijdrage ten onrechte niet is uitgegaan van haar daadwerkelijk ontvangen inkomen, maar van de bedragen die zijn vermeld op de NiNbi-beschikkingen. Ook stelt zij dat Cvz haar geen betalingsregeling heeft aangeboden, waardoor zij in financiële problemen is gekomen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat Cvz zich terecht heeft gebaseerd op de NiNbi-beschikkingen, aangezien er geen gewijzigde beschikkingen zijn vastgesteld door de Belastingdienst na bezwaar. De Raad wijst erop dat de Zvw en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering voorschrijven hoe de buitenlandbijdrage moet worden berekend. De Raad concludeert dat niet is gebleken dat Cvz de bijdrage onjuist heeft berekend en dat de grond van appellante over de betalingsregeling niet kan leiden tot een andere conclusie.
Het hoger beroep van appellante slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.