ECLI:NL:CRVB:2013:2636
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.A. Kooijman
- J.F. Bandringa
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum IOAW-uitkering en toetsingskader bij terugvordering loon
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de IOAW-uitkering van appellant en de beoordeling van het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Appellant had een IOAW-uitkering aangevraagd na een periode van werk als interim docent. Het college had eerder de uitkering ingetrokken omdat appellant een hoger inkomen had dan de voor hem geldende uitkeringsgrondslag. Appellant had geen bezwaar gemaakt tegen deze intrekking. Later, na terugvordering van onterecht ontvangen loon door zijn werkgever, diende appellant opnieuw een aanvraag in voor IOAW-uitkering met terugwerkende kracht. Het college weigerde deze aanvraag voor de periode van 1 december 2010 tot 3 maart 2011, omdat appellant volgens hen over voldoende middelen van bestaan beschikte.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de IOAW-uitkering eerder zou ingaan dan op 3 maart 2011. De Raad benadrukte dat de intrekking van de uitkering niet beperkt was tot een bepaalde periode en dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij eerder een aanvraag had kunnen indienen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met de opmerking dat de rechtbank niet had onderkend dat de aanvraag van appellant betrekking had op de intrekking van de IOAW-uitkering.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder veroordeling in proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 3 december 2013.