ECLI:NL:CRVB:2013:2637
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.A. Kooijman
- J.F. Bandringa
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Invordering van bijstandsverlening en het vertrouwensbeginsel in sociale zekerheidszaken
In deze zaak gaat het om de invordering van een restant van een door de kantonrechter toegewezen vordering. Appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Roermond ongegrond verklaard. Het college had eerder besloten om een deel van de bijstand van appellant in te houden ter verrekening van openstaande vorderingen. Appellant stelde dat het vertrouwensbeginsel zich ertegen verzet dat het college tot invordering overgaat, omdat het college na 2000 niet meer tot invordering was overgegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 3 december 2013 geoordeeld dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen. De Raad oordeelde dat er geen uitdrukkelijke toezeggingen door het college aan appellant zijn gedaan die gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. Het college heeft bovendien aannemelijk gemaakt dat het gedurende vele jaren heeft geprobeerd de vordering te incasseren, maar dat dit niet mogelijk was vanwege de omstandigheden van appellant, zoals detentie en registratieproblemen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het stilzitten van het college op zichzelf geen grond oplevert voor het vertrouwen dat het college zou afzien van verdere invordering. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.