ECLI:NL:CRVB:2013:2668
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering aan oproepkracht en de kwalificatie van de arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Ziektewet (ZW)-uitkering aan een oproepkracht, [G.]. De appellante, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), had de ZW-uitkering ontzegd op basis van de stelling dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De overeenkomst van 6 april 2010 tussen appellante en [G.] werd door het Uwv als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gekwalificeerd, omdat [G.] meer dan drie keer was opgeroepen om te werken. De rechtbank Arnhem had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de overeenkomst van 6 april 2010 geen arbeidsovereenkomst met een uitgestelde prestatieplicht was, maar de voorwaarden vastlegde waaronder partijen telkens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wilden sluiten. De Raad stelde vast dat pas na de vierde oproep een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand kwam, waardoor appellante verplicht was het loon door te betalen bij ziekte van [G.]. De Raad concludeerde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht was en bevestigde deze.
De uitspraak benadrukt het belang van de kwalificatie van arbeidsovereenkomsten en de voorwaarden waaronder oproepkrachten kunnen worden ingeschakeld. De Raad wees erop dat de administrateur van appellante had verklaard dat er in totaal 103 oproepen waren geweest, wat niet werd betwist door appellante. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en bevestigde de aangevallen uitspraak.