ECLI:NL:CRVB:2013:2711
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na overlijden van de moeder in België
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft de weigering van een wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan appellante, die in 2001 is geboren. De aanvraag voor de wezenuitkering werd ingediend na het overlijden van haar moeder, [naam moeder], die op 11 november 2010 in België is overleden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder de halfwezenuitkering van de moeder beëindigd, omdat zij op het moment van haar overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat de beëindiging van de halfwezenuitkering niet ter discussie kon staan, omdat daartegen geen bezwaar was gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de weigering van de wezenuitkering ongegrond, omdat deze weigering voortvloeit uit de wet.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad benadrukte dat de ANW slechts recht geeft op een wezenuitkering als de overledene ten tijde van het overlijden verzekerd was. In dit geval was de moeder van appellante in België gaan wonen en dus niet verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen. De Raad oordeelde dat de hardheidsclausule in artikel 24 van het Besluit uitbreiding van beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746) de Svb niet de bevoegdheid geeft om in afwijking van de ANW een uitkering toe te kennen. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd moest worden, omdat de feiten en omstandigheden geen aanleiding gaven voor een andere beslissing.