ECLI:NL:CRVB:2013:2886

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
10-6188 AWBZ + 13-5037 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit CAK inzake invordering AWBZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een beroep van appellante tegen een besluit van het CAK van 28 oktober 2009, waarin een invorderingsbesluit was genomen. In een tussenuitspraak op 3 juli 2013 heeft de Raad vastgesteld dat er gebreken waren in het invorderingsbesluit, met name het ontbreken van een kenbare belangenafweging. Ter uitvoering van deze tussenuitspraak heeft het CAK op 13 augustus 2013 een nieuw besluit genomen, waarin het de belangen van appellante opnieuw heeft gewogen.

Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Verbroekken, heeft in haar zienswijze op het nieuwe besluit gesteld dat het CAK zich schuldig heeft gemaakt aan willekeur en haar belangen onvoldoende heeft meegewogen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van willekeur en dat het CAK in het besluit van 13 augustus 2013 de belangen van appellante op een adequate manier heeft gewogen. De Raad concludeert dat het gebrek in het eerdere besluit is hersteld en dat het beroep tegen het besluit van 13 augustus 2013 ongegrond is.

De Raad heeft CAK op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht veroordeeld in de proceskosten van appellante, tot een totaalbedrag van € 1.888,-, en heeft bepaald dat het door appellante betaalde griffierecht van € 152,- wordt vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

10/6188 AWBZ, 13/5037 AWBZ
Datum uitspraak: 11 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
7 oktober 2010, 10/1962 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)

CAK

PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 3 juli 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:814) tussenuitspraak gedaan. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft CAK op 13 augustus 2013 een nieuw besluit genomen.
Namens appellante heeft mr. A. Verbroekken, advocaat, haar zienswijze over dat besluit naar voren gebracht.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 30 oktober 2013. Voor appellante is verschenen haar partner, [naam partner], bijgestaan door mr. Verbroekken. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.D. Burlage.

OVERWEGINGEN

1.1. Voor een uiteenzetting van de voor deze zaak van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de tussenuitspraak van 3 juli 2013. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
1.2. In voormelde tussenuitspraak is overwogen dat er gebreken kleven aan het invorderingsbesluit van 28 oktober 2009 (bestreden besluit), omdat daarin geen kenbare belangenafweging was opgenomen.
1.3. In het besluit van 13 augustus 2013 heeft CAK inzichtelijk gemaakt op welke wijze de belangen zijn afgewogen en waarom de invordering is gehandhaafd.
1.4. Met het besluit van 13 augustus 2013 is CAK niet tegemoet gekomen aan het bezwaar van appellante. Het geding in hoger beroep strekt zich daarom, gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede uit tot dit nieuwe besluit.
2.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat, zoals zij in haar zienswijze op het besluit van 13 augustus 2013 stelt, CAK zich schuldig heeft gemaakt aan willekeur. Dat er interne richtlijnen zijn opgesteld door CAK ter zake van invordering, getuigt er juist van dat CAK gelijke gevallen gelijk wenst te behandelen.
2.2.
Evenmin heeft appellante aangetoond dat CAK in het besluit van 13 augustus 2013 haar belangen onvoldoende heeft meegewogen. CAK heeft naar het oordeel van de Raad in dat besluit inzichtelijk gemaakt hoe de individuele belangen van appellante en haar specifieke omstandigheden zijn gewogen. De Raad kan zich vinden in de door CAK gemaakte afweging. Appellante is, anders dan zij meent, geenszins te kort gedaan.
2.3.
Naar het oordeel van de Raad is met het besluit van 13 augustus 2013 het in de tussenuitspraak vermelde gebrek in het bestreden besluit van 28 oktober 2009 hersteld. Dat laatste besluit moet worden vernietigd, evenals de aangevallen uitspraak waarbij dit besluit in stand is gelaten. Het beroep tegen het besluit van 13 augustus 2013 moet ongegrond worden verklaard.
3.
De Raad ziet aanleiding om CAK op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep tot een bedrag van € 944,- en in hoger beroep tot een bedrag van € 944,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 28 oktober 2009;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 13 augustus 2013 ongegrond;
  • veroordeelt CAK in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 1.888,-;
  • bepaalt dat aan appellante het door haar betaalde griffierecht van in totaal € 152,- wordt vergoed.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en W.H. Bel en R.P.T. van Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) G.J. van Gendt
GdJ