ECLI:NL:CRVB:2013:2918
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- B.M. van Dun
- H.G. Rottier
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de weigering van WW-uitkering na beëindiging dienstverband door persoonlijke omstandigheden
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 18 december 2013, wordt de weigering van de WW-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Appellante, die sinds 1 november 1998 werkzaam was als [naam functie] bij een dierenkliniek, heeft per 1 april 2011 haar dienstverband beëindigd. De reden voor haar ontslag was de combinatie van haar huwelijk en de verhuizing naar Dedemsvaart, maar ook de onhoudbare situatie op de werkvloer door de persoonlijke problemen van haar werkgeefster speelde een cruciale rol. Appellante had gedurende langere tijd de verantwoordelijkheid voor de kliniek op zich genomen, terwijl haar werkgeefster met ernstige geestelijke problemen kampte. Het Uwv had aanvankelijk geoordeeld dat appellante verwijtbaar werkloos was geworden, omdat zij haar dienstverband had beëindigd zonder dat er zodanige bezwaren waren dat voortzetting redelijkerwijs niet van haar kon worden gevergd.
De Raad oordeelt echter dat de omstandigheden waaronder appellante haar ontslag heeft genomen, waaronder de hoge werkdruk en de emotionele belasting door de situatie van haar werkgeefster, niet voldoende door het Uwv zijn meegewogen. De Raad concludeert dat aan de voortzetting van de dienstbetrekking zodanige bezwaren waren verbonden, dat voortzetting daarvan redelijkerwijs niet van appellante kon worden gevergd. Daarom is de weigering van de WW-uitkering onterecht. De Raad draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak.