ECLI:NL:CRVB:2013:2968

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
12-4867 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling geschiktheid appellant voor geselecteerde functies in het kader van WAZ-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Alkmaar. Appellant, directeur-grootaandeelhouder van een stratenmakerbedrijf, ontving zowel een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) als een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uwv had in een besluit van 12 april 2010 medegedeeld dat de uitkeringen van appellant niet zouden worden herzien, wat door de rechtbank in een eerdere uitspraak werd bevestigd. Appellant was van mening dat zijn beperkingen bij het zitten niet correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst, waardoor de geselecteerde functies niet zouden aansluiten bij zijn mogelijkheden.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de door appellant aangevoerde gronden op juiste wijze had beoordeeld. De Raad oordeelde dat de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies voldoende was gemotiveerd door de bezwaararbeidsdeskundige. Er werd vastgesteld dat er in de geselecteerde functies geen sprake was van een gedwongen zithouding, waardoor voldoende verzitten mogelijk was. De Raad bevestigde dat de medische beoordeling door het Uwv niet in twijfel was getrokken door appellant, aangezien hij geen nieuwe informatie had ingediend die de eerdere beoordeling zou kunnen ondermijnen.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de noodzaak voor appellanten om nieuwe en relevante informatie aan te leveren in hoger beroep.

Uitspraak

12/4867 WAZ
Datum uitspraak: 19 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 juli 2012, 11/2216 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K.U.J. Hopman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben over en weer op elkaars standpunten gereageerd onder toezending van nadere stukken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2013. Appellant is verschenen vergezeld door mr. Hopman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
E.M.C. Beijen.

OVERWEGINGEN

1.
Appellant, directeur-grootaandeelhouder van een stratenmakerbedrijf, ontvangt zowel een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) als een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Bij besluit van 12 april 2010 heeft het Uwv appellant bericht dat zijn uitkeringen niet zullen worden herzien. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 22 juli 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Appellant wordt per einde wachttijd - voor de WAZ 30 maart 2009 en voor de WAO 29 maart 2010 - onveranderd voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt beschouwd.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat in aanmerking genomen dat het vereiste verzitten als door de bezwaarverzekeringsarts vermeld slechts bedoeld is om een afwisseling van verschillende zithoudingen te bewerkstelligen, er geen sprake is van een (verborgen) beperking. Naar het oordeel van de rechtbank is de per geselecteerde functie door de bezwaararbeidsdeskundige verstrekte motivering afdoende. Daarbij heeft de rechtbank mede betrokken dat ter zake tevens overleg is gevoerd met de bezwaarverzekeringsarts.
3.
In hoger beroep heeft appellant naar voren gebracht dat hij van mening is dat de beperking die hij heeft bij het zitten en dan met name het feit dat hij moet kunnen verzitten op onjuiste wijze in de Functionele Mogelijkhedenlijst is verwoord en dat dus de geselecteerde functies niet tegemoet komen aan zijn beperkingen.
4.
De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
De rechtbank heeft op juiste wijze de door appellant in eerste aanleg aangevoerde gronden beoordeeld en met juistheid overwogen waarom deze gronden niet slagen. In hoger beroep heeft appellant geen informatie ingediend die grond oplevert voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling.
4.2.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies genoegzaam is gemotiveerd door de bezwaararbeidsdeskundige. Omdat in de geselecteerde functies geen sprake is van een gedwongen zithouding, is voldoende verzitten mogelijk. Op grond van het geheel van de voorliggende CBBS-gegevens, in samenhang bezien met de verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige rapporten, is voldoende inzichtelijk en toetsbaar dat de geselecteerde functies geschikt zijn te achten voor appellant.
4.3.
Uit hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Er is geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en R.E. Bakker en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) H.J. Dekker

CVG