ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6204

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/3638 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WIA-uitkering van appellant, die zich op 18 maart 2004 ziek meldde. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant geen benutbare mogelijkheden heeft en heeft hem met ingang van 16 maart 2006 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Deze uitkering is later omgezet naar een loonaanvullingsuitkering. Appellant viel op 23 november 2009 uit voor zijn werkzaamheden door een toename van longklachten. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek concludeerde het Uwv dat de arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 35% bedraagt. Bij besluit van 9 augustus 2010 werd de WIA-uitkering van appellant met ingang van 10 oktober 2010 ingetrokken.

Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Het Uwv herstelde dit gebrek in een nieuwe FML, maar appellant bleef het niet eens met de beslissing. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voerde aan dat het Uwv geen rekening had gehouden met zijn psychische klachten en dat de geselecteerde functies ongeschikt waren.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijden. De Raad oordeelde dat de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige overtuigend waren en dat er geen aanleiding was voor nader medisch onderzoek. De Raad veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant en bepaalde dat het Uwv het griffierecht moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 maart 2013.

Uitspraak

11/3638 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 mei 2011, 11/739 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 29 maart 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.T.A. Slof, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2013. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.
OVERWEGINGEN
1. Appellant heeft zich op 18 maart 2004 ziek gemeld. Op dat moment was hij werkloos. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant geen benutbare mogelijkheden heeft en aan hem met ingang van 16 maart 2006 een loongerelateerde WGA-uitkering (LGU) toegekend. De LGU is toegekend tot 27 april 2007 en met ingang van laatstgenoemde datum heeft appellant een loonaanvullingsuitkering (LAU) ontvangen. Vanwege verrichte arbeid heeft het Uwv deze WIA-uitkering verrekend met de inkomsten uit arbeid. Op 23 november 2009 is appellant voor deze werkzaamheden uitgevallen vanwege een toename van longklachten.
2.1. Het Uwv heeft vervolgens na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat de mate van de arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 35% bedraagt. Bij besluit van 9 augustus 2010 heeft het Uwv de WIA-uitkering van appellant met ingang van 10 oktober 2010 ingetrokken.
2.2. Bij besluit van 14 januari 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 augustus 2010 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven, met veroordeling van het Uwv in de proceskosten en tot vergoeding van het griffierecht. Omdat de bezwaarverzekeringsarts heeft nagelaten in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) een beperking vast te stellen ten aanzien van beroepsmatig autorijden, is het bestreden besluit op dit punt volgens de rechtbank onvoldoende gemotiveerd en heeft zij het bestreden besluit vernietigd. Omdat het Uwv dit gebrek heeft hersteld in de FML van 8 april 2011, is de rechtbank van oordeel, verwijzend naar de rapportages van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts, dat er geen redenen meer zijn om te twijfelen aan de juistheid, volledigheid en zorgvuldigheid van het medische oordeel van het Uwv. In de FML is volgens de rechtbank voldoende rekening gehouden met de verminderde lichamelijke belastbaarheid van appellant als gevolg van zijn longproblemen, nekklachten en psychische klachten. De rechtbank heeft dan ook aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. Daarnaast heeft de bezwaararbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd waarom de belasting van de geselecteerde functies, ondanks bepaalde signaleringen, de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt.
4. Appellant heeft in hoger beroep, gericht tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen door de rechtbank, zijn gronden van beroep herhaald. Appellant ontkent dat het gebruik van antidepressiva vanaf oktober 2010 is afgebouwd. Hij is juist in oktober 2010 gestart met antidepressiva. Ook heeft de bezwaarverzekeringsarts ten onrechte geen rekening gehouden met de nekklachten, eczeem en de psychische klachten. Volgens appellant kon niet worden begonnen met de klinische longrevalidatie, omdat hij eerst met behulp van medicatie zijn ADHD onder controle moest krijgen en heeft hij nog steeds geen geschikte medicatie gevonden. Appellant verzoekt om een nieuw medisch onderzoek. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij een medicatie-overzicht en informatie van zijn huisarts ingezonden.
Daarnaast is volgens appellant de functie archiefmedewerker, bibliotheek (sbc-code 315130) ongeschikt vanwege de veelvuldige hoofdbewegingen en de functie wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050) ongeschikt omdat deze functie te veel concentratie en precisie vereist en vanwege de schadelijke soldeerdampen.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de door appellant in beroep ingediende gronden niet tot het oordeel kunnen leiden dat de rechtsgevolgen van het (vernietigde) bestreden besluit niet in stand kunnen blijven. De rechtbank heeft haar oordeel terecht gebaseerd op de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige. Uit deze motivering en de overige stukken in het dossier blijkt dat met de verminderde lichamelijke belastbaarheid van appellant als gevolg van zijn longproblemen, nekklachten en de verminderde psychische belastbaarheid als gevolg van zijn psychische klachten, voldoende rekening is gehouden in de FML van 8 april 2011.
5.3. Het Uwv heeft op de in (hoger) beroep ingediende gronden van appellant gereageerd. Volgens de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 8 april 2011 en 26 juli 2011 gaven Ritalin en Buproprion te veel bijwerkingen en is volgens de uitdraai van de apotheek in oktober 2010 gestart met Venlafaxine (Efexor, een antidepressiva), dat is opgebouwd tot een normale dosering. Met het gebruik van medicatie is voldoende rekening gehouden en de in hoger beroep ingediende gegevens van de huisarts sluiten aan bij de bekende problematiek. De Raad acht deze motivering overtuigend en ziet dan ook geen aanleiding voor een nader medisch onderzoek. Ter zitting is daarnaast gebleken dat aan appellant per 24 januari 2011 een WGA-uitkering is toegekend vanwege deelname aan het longrevalidatieprogramma.
5.4. Met betrekking tot de arbeidskundige kant van de zaak heeft het Uwv door middel van het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 1 augustus 2011, na overleg met de bezwaarverzekeringsarts, voldoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies met sbc-codes 315130 en 267050 de belastbaarheid van appellant niet overschrijden. De Raad ziet aanleiding de omstandigheid dat het Uwv niet eerder dan op 1 augustus 2011 heeft toegelicht dat de functie archiefmedewerker geschikt is ondanks de vereiste hoofdbewegingen, te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Wel bestaat er reden om het Uwv te veroordelen tot het vergoeden van de door appellant in hoger beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 472,- aan verleende rechtsbijstand.
5.5. Uit hetgeen is overwogen in 5.2 tot en met 5.4 volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van
€ 472,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 112,- vergoedt;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en E.J. Govaers als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) D.E.P.M. Bary
JL