ECLI:NL:CRVB:2014:1075
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- M.I. 't Hooft
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de buitenlandbijdrage voor verdragsgerechtigde appellant met FPU-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de buitenlandbijdrage die appellant, een in België woonachtige man, verschuldigd is aan het College voor zorgverzekeringen (Cvz). Appellant, geboren in 1943, heeft van 2001 tot 2008 een FPU-uitkering ontvangen en is sindsdien in het bezit van een AOW-pensioen. De zaak draait om de vraag of appellant, die in het Verenigd Koninkrijk woonde, recht had op zorg in zijn woonland en of hij daarvoor een bijdrage moest betalen, ondanks het ontbreken van een inschrijving bij de lokale autoriteiten. De Raad heeft vastgesteld dat appellant als verdragsgerechtigde is aangemerkt onder de Verordening (EEG) nr. 1408/71, wat betekent dat hij recht heeft op zorg ten laste van Nederland, maar ook dat hij een buitenlandbijdrage verschuldigd is. De Raad heeft eerder in 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BT1941) geoordeeld dat de FPU-uitkering van appellant gelijkgesteld moet worden met een wettelijk pensioen voor de toepassing van de genoemde verordening. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een ander oordeel rechtvaardigen. De beroepsgronden van appellant werden verworpen, en de Raad concludeerde dat de buitenlandbijdrage terecht was vastgesteld door het Cvz. De uitspraak bevestigt de verplichting van appellant om de buitenlandbijdrage te betalen, ongeacht zijn argumenten over inschrijving en dubbele premies.