ECLI:NL:CRVB:2014:1111

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
12-4903 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op kinderbijslag wegens onvoldoende bijdrage in onderhoud van kinderen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.F. Wienen, had kinderbijslag ontvangen voor zijn kinderen, maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft hem medegedeeld dat hij vanaf het eerste kwartaal van 2009 geen recht meer had op deze uitkering. Dit was gebaseerd op het feit dat hij niet in voldoende mate had bijgedragen in het onderhoud van zijn drie kinderen, die bij zijn broer in Egypte verblijven. De Svb vorderde bovendien een bedrag van € 5.626,74 terug, omdat appellant te veel kinderbijslag had ontvangen.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop hij in hoger beroep ging. Appellant stelde dat hij voor twee van zijn kinderen in voldoende mate had bijgedragen, maar niet voor de derde, [Y.], voor wie hij geen kinderbijslag had aangevraagd. De Raad oordeelde dat het niet relevant was dat appellant geen aanvraag had gedaan voor [Y.], omdat de onderhoudsbijdrage gelijkelijk wordt toegerekend aan alle kinderen waarvoor recht op kinderbijslag kan bestaan. De Raad bevestigde dat appellant in de kwartalen in geding niet in voldoende mate had bijgedragen in het onderhoud van alle drie de kinderen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb terecht had besloten dat appellant geen recht had op kinderbijslag voor [Y.], en dat het hoger beroep vergeefs was ingesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met M.M. Spaans als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 april 2014.

Uitspraak

12/4903 AKW
Datum uitspraak: 4 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
20 juli 2012, 12/703 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.F. Wienen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2014. Namens appellant is
mr. Wienen verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. N. Zuidersma-Hovers.

OVERWEGINGEN

1.
Appellant heeft voor zijn kinderen [A.], geboren [in] 1997 en [E.], geboren
[in] 2000, kinderbijslag ontvangen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De kinderen verblijven bij een broer van appellant in Egypte. Op 28 november 2011 heeft appellant gemeld dat op 16 juni 2008 zijn zoon [Y.] is geboren, die eveneens bij appellants broer in Egypte verblijft. De Svb heeft appellant, met een beslissing van 12 januari 2012, laten weten dat hij vanaf het eerste kwartaal van 2009 geen recht heeft op kinderbijslag, omdat hij niet in voldoende mate heeft bijgedragen in het onderhoud van zijn drie kinderen. Met een besluit van dezelfde datum is van appellant een bedrag van € 5.626,74 teruggevorderd, omdat hij te veel aan kinderbijslag had ontvangen. Bij beslissing op bezwaar van 23 februari 2012 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen beide besluiten ongegrond verklaard. Weliswaar had appellant over de kwartalen in geding, het eerste kwartaal van 2009 tot en met het derde kwartaal van 2011, in voldoende mate bijgedragen in het onderhoud van twee kinderen, maar niet voor drie kinderen. Dat appellant in deze kwartalen geen kinderbijslag had aangevraagd voor [Y.] maakt dit niet anders, nu de onderhoudsbijdrage wordt toegerekend aan alle kinderen waarvoor recht op kinderbijslag kan bestaan.
2.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij maar voor twee kinderen kinderbijslag had aangevraagd in de kwartalen in geding en dat hij voor deze kinderen in voldoende mate bijdroeg in hun onderhoud. Vanwege de moeilijke situatie in Egypte was het niet mogelijk eerder aan officiële documenten te komen met betrekking tot de geboorte van [Y.]. Een eerdere aanvraag om kinderbijslag voor hem had dus geen zin gehad. Daarnaast had appellant geen recht op kinderbijslag voor [Y.], omdat hij niet in voldoende mate bijdroeg in zijn onderhoud.
4.
De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellant in de kwartalen in geding in voldoende mate heeft bijgedragen in het onderhoud van twee kinderen, maar niet voor drie kinderen. Evenmin is in geschil dat alle drie de kinderen verblijven op hetzelfde adres in Egypte, bij de broer van appellant, die optreedt als de verzorger van de kinderen. Het is vaste rechtspraak van de Raad, zie onder andere de uitspraak van 15 augustus 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AK3435, dat onderhoudsbijdragen worden geacht gelijkelijk te zijn besteed aan de in het desbetreffende huishouden verblijvende kinderen waarvoor aanspraak op kinderbijslag kan bestaan. Binnen het kader van de AKW kan niet voor onjuist worden gehouden dat de Svb er in het algemeen van uitgaat dat een aan de verzorger van een aantal
- op hetzelfde adres verblijvende - kinderen voor het onderhoud overgemaakt bedrag aan elk van die kinderen voor een evenredig deel ten goede komt. Hoewel mogelijkerwijs niet aan elk kind in elk kwartaal evenveel geld besteed wordt, staat dit niet in de weg aan de aanname dat de onderhoudsbijdrage gelijkelijk over alle tot het huishouden behorende kinderen wordt verdeeld. Het is immers niet eenvoudig controleerbaar welk bedrag precies aan welk kind wordt besteed. Daarnaast zou, indien appellant gevolgd zou worden in zijn stelling dat hij zelf kan beslissen voor hoeveel kinderen hij kinderbijslag aanvraagt en in voldoende mate bijdraagt in hun onderhoud, de mogelijkheid niet uitgesloten is dat de onderhoudsbijdrage toch ook mede besteed zou worden aan de overige kinderen. Dit zou ingaan tegen de systematiek van de AKW en de verplichting in voldoende mate bij te dragen aan het onderhoud van elk kind afzonderlijk om recht op kinderbijslag voor dat kind te kunnen laten ontstaan.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep vergeefs is ingesteld en dat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.M. Spaans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2014.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) M.M. Spaans
IvR