ECLI:NL:CRVB:2014:1335
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht AWBZ en woonplaats van appellant met dubbele nationaliteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzekeringsplicht van appellant voor de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Appellant, geboren in 1986 en met zowel de Nederlandse als Duitse nationaliteit, was gedurende de periode in geding verzekerd voor de AWBZ. De Raad oordeelde dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat appellant ingevolge Europese regelgeving van deze verzekering uitgesloten moest worden geacht of in aanmerking zou kunnen komen voor ontheffing van de verzekeringsplicht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het niet relevant was dat appellant bij een Duitse ziektekostenverzekering was aangesloten, en de Raad bevestigde deze overweging. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij ook een woonadres in Duitsland had en dat de verplichte AWBZ-verzekering in strijd was met Europese regelgeving, maar de Raad oordeelde dat appellant in de periode van 9 juni 2011 tot en met 20 september 2011 als ingezetene van Nederland moest worden aangemerkt. De Raad baseerde zich op de feiten dat appellant sinds 1995 in Nederland woonde en dat hij in Nederland studeerde. De Raad concludeerde dat appellant gedurende de periode in geding verzekerd was voor de AWBZ en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.