ECLI:NL:CRVB:2014:15
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant niet de gevraagde bankafschriften had overgelegd, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De appellant stelde dat hij de bankafschriften op een eerder moment bij de rechtbank had ingeleverd, maar dit werd niet aannemelijk gemaakt. Bovendien was er geen bewijs voor de beweerdelijke toezegging van een medewerker van het college om de bankafschriften rechtstreeks bij de bank op te vragen.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan. De Raad oordeelde dat het college terecht de aanvraag had afgewezen, omdat zonder de benodigde informatie het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, maar het beroep tegen het besluit van 15 juli 2013 werd ongegrond verklaard. De Raad heeft het college wel veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.652,- bedroegen, en het college werd opgedragen het griffierecht van € 156,- te vergoeden aan de appellant.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de inlichtingenverplichting bij aanvragen voor bijstandsverlening en de gevolgen van het niet naleven daarvan.