ECLI:NL:CRVB:2014:160
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde WW-uitkering en de voorwaarden voor netto terugbetaling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante had een WW-uitkering ontvangen, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze uitkering over een bepaalde periode ingetrokken en een bruto terugvordering van € 12.881,52 ingesteld. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor netto terugbetaling van de onverschuldigd betaalde uitkering. De appellante had te laat gereageerd op de ten onrechte ontvangen betalingen en had niet binnen een redelijke termijn aangegeven dat zij het bedrag niet wilde behouden. De Raad bevestigde dat het Uwv in overeenstemming met zijn beleid had gehandeld door het bedrag bruto terug te vorderen, aangezien de appellante niet tijdig had gereageerd op de uitbetaling van de WW-uitkering na haar werkhervatting.
De Raad benadrukte dat het niet controleren van bankafschriften voor risico van appellante komt en dat haar argumenten over tijdige melding van werkhervatting niet voldoende waren om het beleid van het Uwv te weerleggen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak onderstreept het belang van tijdige communicatie en controle door uitkeringsgerechtigden met betrekking tot hun uitkeringen.