ECLI:NL:CRVB:2014:1620
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een Wajong-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, die in 1971 is geboren en sinds 2004 psychische klachten heeft. Appellant heeft in 2010 een aanvraag ingediend op grond van de Wet Wajong, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat hij niet in aanmerking komt voor de uitkering omdat hij 75% van het minimumloon kan verdienen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij hij medische informatie heeft overgelegd die zijn psychische klachten onderbouwt. De bezwaarverzekeringsarts van het Uwv heeft echter geconcludeerd dat er geen objectieve gegevens zijn die wijzen op een ernstige beperking van appellant.
De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Appellant is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de aanvraag van appellant moet worden beoordeeld aan de hand van de Wet Wajong, die per 1 januari 2010 van kracht is. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om de medische onderbouwing van het bestreden besluit te betwijfelen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet kan worden aangemerkt als jonggehandicapte, omdat hij na zijn 17e en 18e verjaardag in staat is geweest om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.