ECLI:NL:CRVB:2014:1633
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de buiten behandelingstelling van een bijstandsaanvraag op basis van onvoldoende gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort ongegrond heeft verklaard. Appellanten, die bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), hebben een aanvraag om algemene bijstand ingediend. Het college heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld omdat appellanten niet tijdig de gevraagde aanvullende gegevens hebben verstrekt. De rechtbank heeft deze beslissing van het college bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Appellanten hebben niet kunnen aantonen dat zij de gevraagde documenten tijdig hebben ingediend, en het college heeft geen bewijs ontvangen dat de documenten zijn afgegeven. De Raad heeft ook overwogen dat appellanten geen tijdig verzoek om uitstel hebben gedaan en dat de later overgelegde documenten geen invloed hebben op de beslissing van het college.
De Raad concludeert dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Het hoger beroep van appellanten is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken.